Hélenus, een zoon van Príamus en van Hecabé (Hecuba), was een waarzegger en een dapper krijgsman.
Toen hij zich bij zekere gelegenheid met zijne zuster Cassandra in den tempel van Apollo ter ruste had nedergelegd, lekten 2 slangen zijne ooren, en hij verkreeg hierdoor de gaaf der voorspelling. Op raad van Hélenus bragt Heclor aan Athene (Minerva) eene plegtige offerande. Ook deelde Hélenus hem de overeenkomst tusschen Apollo en Athene mede, volgens welke de oorlog door een tweegevecht tusschen Hecior en een der Grieksche helden zou worden beslist.
Bij eene bestorming der wallen schoot hij een pijl in het pantser van Menelaus, doch werd zelf aan de hand gewond. Hij was de eenige der zonen van Príamus, die Troje's val overleefde, daar hij reeds vóór de verovering der stad gevangen genomen werd. Later was hij de vriend en raadsman van Pyrrhus, koning van Epirus, die hem Andrómache tot eehtgenoote schonk, hem bij zijn overlijden met de voogdijschap over zijn zoon Molossus belastte en hem zelfs een gedeelte van het bewind opdroeg. Dáár vond Aenéas hem als koning. Volgens anderen verliet Hélenus Troje, omdat hij, dingende naar de gunst van Hélena, zich zag achteruitgezet door Deipholms, waarna hij tot de Grieken overliep. Nog anderen meenen, dat hij op raad van Calchas door de Grieken gevangen genomen werd, en dat hij deze aanspoorde om het houten paard te bouwen. Andrómache schonk hem een zoon, Castrinus genaamd.