Herzen (Alexander), een uitstekend Russisch schrijver, geboren te Moskou in 1812 bezocht aldaar de universiteit en werd er reeds vroeg doordrongen van de wijsbegeerte van Hegel en vooral van de leerstellingen van het Fransche socialismus. Hierdoor wekte hij den argwaan der regéring, zoodat hij, na eene gevangenhouding van bijna een jaar, naar Wjütka in ballingschap gezonden werd. Eerlang echter ontving hij verlof om deze afgelegene plaats met Wladimir te verwisselen. Nadat hij in 1839 vergiffenis ontvangen had, verkreeg hij te Petersburg eene betrekking op het bureau van graaf Stroganow, minister van Binnenlandsche Zaken.
Daar hij ook nu zijne socialistische en radicale gevoelens niet verloochende, zond men hem als regéringsraad naar Nowgorod. Op zijn verzoek ontving hij echter in 1842 zijn ontslag uit de staatsdienst, en daar het overlijden zijns vaders hem in het bezit gesteld had van een aanzienlijk vermogen, verzocht hij in 1847 een pas om naar het buitenland te reizen. Na dien tijd vertoefde hij in Italië, gedurende de bewegingen van 1848 en 1849 in Frankrijk en vervolgens eenigen tijd te Genève en te Nizza, waarna Hij zich naar Engeland begaf. Hij stichtte te Londen de „Vrije Russische Pers”, namelijk eene drukkerij voor geschriften, waarvan de uitgave in Rusland verboden was. Zijne loopbaan als schrijver had hij reeds in Rusland geopend onder den pseudonym Iskander met de brieven „Over het dilettantismus in de wetenschap (1842)”, en met de „Brieven over de studie der natuur (1845—1846, 2 dln)”. Daarop volgden 2 romans, aan het Russische volksleven ontleend, namelijk: „Wie heeft de schuld? (1848—1851, 3 dln)”, en „Doctor Krupow (1847)”. Voorts schreef hij „Souvenirs de voyage (1848)”, en in het Duitsch „Vom andern Ufer (1850)”, eene beoordeeling der omwenteling van 1848, — alsmede „Brieven uit Italië en Frankrijk (1850)”. Te Londen vervaardigde hij in het Fransch zijn geschrift „Over de ontwikkeling der revolutionaire denkbeelden in Rusland (1851)”, — en in het Russisch het vlugschrift „Het gedoopte eigendom (1853)” en „Herinneringen uit mijn levensloop (1854, 3 dln)”, die gedeeltelijk in het Engelsch onder den titel van: „My exile in Siberia (1855, 2 dln)” werden uitgegeven.
Al die werken werden in grooten getale in Rusland verspreid en aldaar door de beschaafde volksklasse met klimmenden bijval ontvangen. Grooten invloed oefende hij echter vooral door zijn in 1856 te Londen gesticht Russisch dagblad „Kolokol (de Klok)”, waarin hij met geestdrift pleitte voor de opheffing van het lijfeigenschap, voor de afschaffing der ligchamelijke straffen en voor de invoering eener openbare en mondelijke regtspraak, terwijl hij de gebreken van het Russisch bestuur en de verkeerde handelingen van hooggeplaatste personen zonder verschooning aan de kaak stelde. Van zijne overige geschriften vermelden wij: „Rusland’s sociale toestanden (1854)”, — „De Poolster (in het Russisch 1857—1868, dl 1—8)”, — „Gedenkschriften der vorstin Dasjkow (1857, 2 dln)”, — „Mémoires de rimpératriee Catherine, écrits par elle-même (1859)”, —„La conspiration russe de 1825, suivie d’une lettre sur l’émancipation des paysans en Russie (1868)”, — „Le monde russe et la révolution (1860—1862, 3 dln)”, — „Gedenkschriften der ballingen van 14 December 1825 (in het Russisch, 1862)”, — en „Biloe i Domni (2de druk 1867, 4 dln)”. In 1865 vertrok hij weder naar Genève, waar hij de uitgave van den „Kolokol" voortzette. Daar hij echter de Polen in bescherming nam, verloor zijn blad in Rusland de vroegere populariteit, zoodat hij weldra de uitgave moest staken. Hij keerde toen naar Parijs terug, waar hij den 21sten Januarij 1870 plotselijk overleed. Twee nagelatene werken zijn in datzelfde jaar te Genève in het Russisch uitgegeven.