Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Heine

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Salomon Heine, een der verdienstelijkste burgers van Hamburg. Hij werd geboren in 1767 te Hannover en was een zoon van onbemiddelde Israëlietische ouders. Op 17-jarigen ouderdom begaf hij zich met 16 groschen naar Hamburg, waar hij aanvankelijk voor anderen wissels invorderde. Weldra rigtte hij met een wisselmakelaar een kantoor op en zette dit bedrijf later alleen voort tot in 1797, toen hij met Hekscher eene bankierszaak begon. Hierdoor legde hij de grondslagen voor zijn lateren rijkdom, zoodat hij in 1818 met een kapitaal van meer dan 1 millioen thaler een eigen huis kon stichten, hetwelk hij tot aan zijn dood bestuurde.

Door zijn geld en zijn crediet hield hij na den brand van 1842 de Hamburgsche beurs staande, en stelde ongevraagd ½ millioen thaler ter beschikking van het stedelijk bestuur. Hij oefende weldadigheid op groote schaal en stichtte onder anderen uit eigen middelen een ziekenhuis voor behoeftige Israëlieten. Toen men, uit achting voor zijn persoon, hem wilde vrijstellen van de drukkende lasten, die te Hamburg aan de Israëlieten werden opgelegd, wees hij zulks van de hand, betuigende, dat hij geene voorregten verlangde boven zijne geloofsgenooten. Hij overleed den 26sten December 1844, en het bleek, dat hij aan verschillende instellingen van weldadigheid te Hamburg 163000 mark banco vermaakt had. Ook had hij allen, die hem kleiner som dan 400 mark banco schuldig waren, vrijgesteld van betaling.

Heinrich Heine, een beroemd Duitsch dichter, geboren te Düsseldorf den 13den December 1799. Hij was een neef van den voorgaande en eenigen tijd werkzaam op diens kantoor. Later studeerde hij te Bonn, Berlijn en Göttingen in de regten en omhelsde in 1825 de Christelijke godsdienst. Na dien tijd woonde hij bij afwisseling te Hamburg, Berlijn en München, doch koos na de Julij-omwenteling van 1830 Parijs tot zijne duurzame verblijfplaats. Hier wijdde hij zich aan letterkundige werkzaamheden en trok van 1836 tot aan den val van het ministérie-Guizot in 1848 een aanzienlijk jaargeld uit de kas van het departement van Buitenlandsche Zaken. Voorts volbragt hij gedurig kleine reizen, — het laatst eene naar Hamburg in 1844.

Na dien tijd sukkelde hij aan eene ruggemergskwaal, doch deze verdoofde geenszins de frischheid en levendigheid van zijn geest, al verbitterde zij maar al te zeer zijn gemoed, zooals uit zijn zwartgallig en vaak vergiftig sarcasme duidelijk blijkt. Hij overleed den 17den Februarij 1856. Heine begon zijne letterkundige loopbaan met de uitgave zijner „Gedichten (1822)”, en kort daarna verschenen zijne treurspelen „ Almansor” en „Radcliff”, die getuigenis gaven van een oorspronkelijk talent. Grooten roem verwierf hij echter door de eerste 2 deelen der „Reisebilder (1826—1827)”, waarop 2 andere deelen volgden (1830—1831; 5de druk 1854). — Dat werk, waarin de dwaasheden en vooroordeelen der Duitschers op de geestigste wijze gehekeld worden, baarde groot opzien en verwierf bij velen een ongemeenen bijval. Vooral ook vielen de gedichten in den smaak, welke hij onder den naam van „Buch der Lieder (1827, 22ste druk 1864)” tot een bundel verzamelde.

Daarop volgden „Kahldorf über den Adel, in Briefen an den Grafen M. von Moltke (1831)” — „Beiträge zur geschichte der neuen schonen Literatur in Deutschland (1833, 2 dln.)”, — „Französische Zustände (1833, in de „Allgemeine Zeitung” geplaatst)”, — „Der Salon 1835—1840, 4 dln.; 3de druk 1860—1861)” — „Die romantische schule (1836)”, — „Shakspeare’s Mädchen und Frauen mit Erläuterungen (1839)”, — „Ueber Börne (1840)”, — „Neue Gedichte (1844; 6de druk 1860)” met het aanhangsel „Deutschland. Ein Wintermärchen”, — en „Atta Troll (1847)”. Voorts gaf hij zijn „Romanzero (1851; 4de druk 1852)” en „Der Doctor Faust (1851)” in het licht. Zijne „Vermischte Schriften (1854, 3 dln.)” bevatten „Geständnisse” en „Lutetia”. Eene uitgave zijner gezamenlijke werken verscheen te Hamburg in 20 deelen (1860—1863.) Omtrent de echtheid zijner „Briefe (1861—1862)” en „Dichtungen (1860, 2 dln.)”, beide te Amsterdam in het licht verschenen, koestert men een regtmatigen twijfel. — Heine bezat ongetwijfeld groote gaven; hij was evenzeer een geestig prozaschrijver als een uitstekend dichter, die nu eens met diep gevoel de teederste snaren wist aan te slaan, om er daarna in grilligen luim scherpe dissonanten aan te ontlokken.

Men was in Duitschland oververzadigd met de dorre deftigheid der toenmalige letterkunde, zoodat men gretig luisterde naar de fijne ironie, de meedoogenlooze geestigheid en de niets-verschoonende satyre, die in de geschriften van Heine een nieuw gebied ontsloten. Intusschen was zijne loopbaan als oorspronkelijk schrijver en dichter reeds in 1830 geëindigd. Het ontbrak hem aan eerlijkheid tegenover de denkbeelden van den nieuweren tijd, aan eerbied voor de gewigtigste belangen der menschheid, aan vastheid van beginselen en aan volharding, om zich tot een hoogeren trap van volkomenheid te ontwikkelen. Zijne gedichten ademen een verlangen naar idealen, welke hij niet kan grijpen. Wél zijn wij aan hem vele merkwaardige voortbrengselen verschuldigd, doch het is zeer te betreuren, dat zijne talrijke navolgers, die het talent niet bezaten om het schoone in zijne gedichten te waardéren, niets anders hebben nagevolgd dan zijne plastisch-zinnelijke voorstellingen en zijn vaak zeer slordigen versbouw.

Bernhard Heine, een verdienstelijk Duitsch heelkundige. Hij werd geboren den 20sten Augustus 1800 te Schramberg in Würtemberg, en legde zich onder de leiding van zijn oom Johann Georg Heine, den stichter van een beroemd orthopaedisch instituut te Würzburg, met ijver toe op de geneeskunde. Nadat hij voorts eene wetenschappelijke reis volbragt had, belastte hij zich in 1822 met het bestuur van genoemd instituut en maakte zich bekend door de uitvinding van den osteotoom, een werktuig, waarvoor de Académie van Wetenschappen te Parijs hem in 1836 den eereprijs toekende. In 1837 werd hij naar Petersburg geroepen, om aldaar bij de invoering en het gebruik van dat werktuig de noodige inlichtingen te geven. Voorts deed hij op levende dieren een aantal proeven omtrent den groei der beenderen, en behaalde den grooten prijs der physiologie bij de Académie van Wetenschappen door zijne „Recherches expérimentales sur la régéneration du système osseux”. Te Würzburg werd hij voorts tot professor-honorair en later tot gewoon hoogleeraar in de physiologie benoemd. Met grooten ijver werkte hij voor de wetenschap, en overleed den 31sten Julij 1846 in Zwitserland, werwaarts hij zich tot herstel zijner gezondheid begeven had.

Wilhelm Heine, een schilderen reiziger. Hij werd geboren te Dresden den 30sten Januarij 1827 en was de zoon van een verdienstelijk tooneelspeler. In zijne geboorteplaats legde hij zich toe op de schilderkunst en vertrok in 1849 naar New-York, waar zijne landschappen grooten bijval vonden. Ten behoeve van zijn schetsboek deed hij in Junij 1851 een togt naar Centraal-Amerika en beschreef dien in zijn boek „Wanderbilder aus Central-Amerika (1853)”. In 1852 vergezelde hij als teekenaar de Noord-Amerikaansche expeditie onder commodore Perry naar de Oost-Aziatische wateren, doorsneed den Grooten Oceaan en vertoefde geruimen tijd te Japan, waarna hij zijne waarnemingen mededeelde in de werken: „Reise um die Erde (1856, 2 dln.)”, — „Die Expedition in die Seen von China, Japan und Ochotsk (1858 3 dln.)”, — en „Japan und seine Bewohner (1860)”. Nadat hij een uitstap gemaakt had naar Tripolis, begaf hij zich in het voorjaar van 1860 over Egypte naar Singapore, om zich aan te sluiten bij de Pruissische expeditie naar Oost-Azië, welke op zijne aansporing te Berlijn was op touw gezet. In 1861 keerde hij naar New-York terug, waar hij als kapitein-ingenieur in dienst trad bij de topografische afdeeling der armee van de Potomac.

< >