Haym (Rudolf), een verdienstelijk Duitsch schrijver, geboren te Grimberg in Siiezië den 5den October 1821, studeerde in de letteren en godgeleerdheid te Halle en te Berlijn. Zijn eerste geschrift was gewijd aan de nagedachtenis van zijn leermeester Gesenius (1843). Nadat hij als leeraar aan het gymnasium te Keulen en vervolgens aan eene handelschool te Berlijn was werkzaam geweest, voorzag hij met het geven van privaatlessen in zijn onderhoud en trad tevens als schrijver op. Zijn werk: „Reden und Redner des Ersten preuszischen vereinigten Landtags (1847)” bragt hem in aanraking met Hansemann en was oorzaak, dat hij afgevaardigd werd naar de Nationale Vergadering te Frankfort.
Deze leverde hem de stof voor zijn boek: „Die deutsche Nationalversammlung (1848—1850, 3 dln)”. Hij behoorde er tot het regter centrum. In 1850 verkreeg hij verlof om zich als privaatdocent te Halle te vestigen, en was daarna redacteur der „Constitutionelle Zeitung” te Berlijn, van waar hij echter weldra verbannen werd. Nu begaf hij zich weder naar Halle en opende in het voorjaar van 1851 zijne lessen over de wijsbegeerte en de geschiedenis der nieuwere Duitsche letterkunde, terwijl hij tevens van 1858 tot 1864 de „Preuszische Jahrbücher” redigeerde. In 1860 werd hij tot buitengewoon en in 1868 tot gewoon hoogleeraar benoemd. Op staatkundig gebied was hij in 1866—1867 alleen werkzaam als afgevaardigde naar den Landdag. Van zijne geschriften noemen wij: „Wilhelm von Humboldt. Lebensbild und Charakteristik (1856)”, — „Hegel und seine Zeit (1857)”,— „Arthur Schopenhauer (1864)” — en „Die romantische Schule (1870)”, terwijl hij voorts artikelen in de „Encyklopadie” van Ersch en Grüber, alsmede essays in de „Preuszische Jahrbücher” geleverd heeft.