Hasebroek (Johannes Pieter), een begaafd Nederlandsch dichter, geboren te Leiden den 6den November 1812, studeerde aldaar in de godgeleerdheid, nam als vrijwillig jager deel aan den strijd tegen België (1830), en werd in 1836 predikant te Heilo. In 1843 ging hij in die betrekking naar Breda, in 1849 naar Middelburg, en in 1851 naar Amsterdam, waar hij nog steeds bij de Hervormde Gemeente werkzaam is. Zijne verstrooide gedichten werden in 1836 onder den naam van „Poëzij” tot een bundel vereenigd en later herdrukt, en een tweede bundel verscheen in 1849 onder den titel van „Windekelken”. Als uitstekend prozaschrijver maakte hij zich bekend door „Waarheid en Droomen”, die hij onder den pseudoniem van Jonathan in het licht zond.
Eindelijk bezorgde hij in 1860 eene prachtuitgave der „Kompleete Dichtwerken” van Da Costa, gevolgd door een „Overzicht van het leven en de werken des dichters”. Hasebroek behoort tot de academievrienden van Nicolaas Beets en volgt op godsdienstig en letterkundig gebied dezelfde rigting als deze. Hij is lid van de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden, van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap, enz.