Hamon (Jean Louis), een verdienstelijk Fransch schilder, geboren den 5den Mei 1821 te Plouha in het departement Côtes-du-Nord, toonde reeds vroeg een ongemeenen aanleg voor de teekenkunst. Nadat hij als nieuweling in de orde getreden was der onderwijsbroeders te Ploërmel, werd hij er belast met het onderrigt in het teekenen, doch daar men hem verbood, zich in het schilderen te oefenen, nam hij het besluit, om zijne boeijen te verbreken. Hij volvoerde dat voornemen en ging op 20-jarigen leeftijd naar Parijs, waar hij een leerling werd van Paul Delaroche. Hij maakte intusschen weinig vorderingen en begon aan zijne kunstenaarsroeping te twijfelen, toen hem toevallig teekeningen onder de oogen kwamen van muurschilderingen uit Pompeji en Herculanum.
Deze troffen hem zoo diep, dat hij in denzelfden trant een nieuw antiek genre — het nieuw-Pompejaansche — schiep, dat weldra beoefenaars vond. Op de tentoonstellingen van 1849, 1852 en 1853 leverde hij stukken, die allengs meer de opmerkzaamheid op hem vestigden, vooral het laatste met den titel: „Mijne zuster is hier”. Zijne beide stukken op de tentoonstelling van 1855: „Ik ben het niet” en „De weeskinderen” vonden evenzeer grooten bijval en werden door steendrukken algemeen bekend. Daarna leverde hjj onderscheidene schilderijen, van welke sommigen iets raadselachtigs hebben. In het algemeen streeft deze schilder niet naar een verheven ideaal, maar naar bevalligheid en sierlijkheid. Zijne vrouwen- en kinderfiguren zijn ongemeen bekoorlijk, en zijn coloriet is voortreffelijk, hoewel de verw vaak zoo dun is opgelegd, als waren zijne stukken met het stof van vlindervleugels gekleurd.