Onder dezen naam vermelden wij:
August Hahn, een verdienstelijk Duitsch godgeleerde. Hij werd geboren den 27sten Maart 1792 te Groszosterhausen bij Querfurt, studeerde te Leipzig in de godgeleerdheid, bezocht het seminarium te Wittenberg en zag zich in 1819 benoemd tot buitengewoon hoogleeraar in de theologie te Wittenberg. Reeds in dien tijd onderscheidde hij zich door geleerde geschriften over Bardesanes, Marcion en Ephraïm. In 1820 werd hij predikant in de Altstadt en superintendent te Königsberg, doch legde die betrekkingen neder, toen hij in 1821 tot gewoon hoogleeraar was aangesteld. In 1826 ging hij als zoodanig naar Leipzig en schreef er de bekende verhandeling: „De rationalismi qui dicitur vera indole et qua cum naturalismo contineatur ratione”. Voorts schreef hij eene „Offene Erklärung an die evangelische Kirche, zunächst in Sachsen und Preuszen (1827)”, — ging in 1833 als consistoriaalraad en hoogleeraar naar Breslau, en werd in 1844 superintendent in Silézië, — leverde een „Lehrbuch des christlichen Glaubens (1868, 2 dln, 2de druk)”, eene uitgave van den Hebreeuwschen Bijbel, enz., en overleed te Breslau den 13den Mei 1863.
Heinrich Wilhelm Hahn, den eigenaar van een naar hem genoemden boekhandel te Hannover en te Leipzig. Hij werd geboren te Hannover den 9den Januarij 1795, studeerde te Göttingen, werd in 1818 de associé van zijn vader, en spaarde voorts geene moeite om, met hulp zijner broeders, de zaak uit te breiden. Zijn fonds bevat een groot aantal degelijke werken, waaronder zich ook de „Monumenta Germaniae historica” van Pertz bevinden.