Gribeauval (Jean Baptiste Vaquette de), een Fransch ingenieur en generaal der artillerie, geboren den 15den September 1715 te Amiëns, trad in 1732 in dienst bij de Fransche artillerie en ontving in 1752 als kapitein den last om naar Berlijn te reizen en verslag te geven van de door Frederik II ingevoerde ligte regements-artillerie. Hij volbragt dien op eene loffelijke wijze en leverde daarenboven eenige verhandelingen in over nieuwe uitvindingen bij de artillerie, alsmede over den staat der grenzen en vestingen in de door hem bezochte landen. In 1757 werd hij bevorderd tot luitenant-kolonel, ging over in Oostennjksche dienst, en zag zich hier geplaatst als generaal en kommandant van het korps der artillerie en der mineurs. Vooral door zijne maatregelen werd in 1760 Glatz veroverd.
Hij volgde bij den mijnenoorlog een eigen stelsel, dat hij in Schweidnitz (1762) tegen Frederik II, die zelf de belegering bestuurde, in toepassing bragt. De Koning hield zich aan de handelwijze van Bélidor, maar de uitmuntende tactiek van Gribeauval verijdelde telkens zijne plannen. Na 63 dagen wilde Frederik dan ook de belegering opheffen, toen eene bom het kruidmagazijn van een der forten in de lucht deed vliegen, waardoor eene bres ontstond, die de Oostenrijkers tot eene capitulatie dwong. Gribeauval werd aan den Koning voorgesteld, die den gevangene eerst niet wilde zien, maar hem weldra aan zijne tafel noodigde en met lof overlaadde, — en keizerin Maria Theresia benoemde hem tot luitenant-veldmaarschalk. Na het sluiten van den Vrede keerde Gribeauval naar Frankrijk terug, waar hij zich jegens de genie en artillerie verdienstelijk maakte. Hij vond er aanstonds eene plaats als maréchal de camp en inspecteur-generaal der artillerie. In 1765 werd hij bevorderd tot luitenant-generaal, doch viel later eenigen tijd in ongenade bij het Hof. Lodewijk XVI benoemde hem in 1776 tot gouverneur van het groote arsenaal, en hij overleed den 9den Mei 1789.