Grabow (Wilhelm), een verdienstelijk lid van het Huis van Afgevaardigden in Pruissen, geboren te Prenzlau den 15den April 1802, studeerde te Berlijn in de regten, zag er zich bekleed met verschillende regterlijke betrekkingen, en werd in 1838 opperburgemeester in zijne geboortestad.
Voorts werd hij gekozen tot lid van den Provincialen Landdag en in 1847 tot lid van den Algemeenen Landdag. Hij onderscheidde zich bij grooten ijver door zooveel gematigdheid, dat hij in 1848 tot voorzitter van het Huis van Afgevaardigden benoemd werd. Toen echter door den loop der gebeurtenissen de linkerzijde de overhand kreeg, legde hij zijn mandaat neder. Hij aanvaardde de geoctroyeerde grondwet van 5 December 1848, en werd in het voorjaar van 1849 naar de Tweede Kamer gezonden, waar hem het voorzitterschap ten deel viel. Hij protesteerde echter tegen de nieuwe kieswet en de ontbinding der Kamer. Daarom weigerde de regéring zijne benoeming tot burgemeester te Magdeburg en vervolgens die tot opperburgemeester voor levenslang te Prenzlau goed te keuren en bevestigde deze slechts voor den tijd van 12 jaar. Toen in 1858 het regentschap nieuwe hoop gaf aan de liberale partij, werd Grabow onder het voorzitterschap van Simson tot eerste vice-president der Kamer gekozen, en zijne bemoeijingen om de verschillende liberale . minderheden tot eenheid te brengen bleken ook daardoor, dat hij in den aanvang van 1862 tot voorzitter van het Huis van Afgevaardigden benoemd werd. Voorts zag hij zich telkens herkozen en genoot als volksvertegenwoordiger de algemeene achting.