Grabbe (Christian Dietrich), een dramatisch dichter, geboren den 14den December 1781 te Detmold, waar zjn vader gevangenbewaarder en lombardhouder was, ontving reeds vroeg sombere indrukken, terwijl zijne opvoeding veel te wenschen overliet.
Niettemin legde hij zich met grooten ijver toe op de wetenschappen en studeerde te Leipzig en later te Berlijn in de regten. Hij verkeerde er met vele uitstekende mannen, zooals Wendt, Heine, von Uechtritz en Tieck, die hij door zijne oorspronkelijkheid aantrok en door zijne onaangename eigenschappen van zich verwijderde. Gekluisterd door de banden der zinnelijkheid en in het onzekere over zich zelven, wilde hij zelfs tooneelspeler worden, doch wijdde zich vervolgens weder met kracht aan de regtsgeleerdheid, zoodat hij te Detmold tot regements-auditeur aangesteld werd en met de dochter van den archiefraad Clostermeier in het huwelijk trad. Nog altijd echter bleef hij ontevreden en meende, dat hij zich geroepen gevoelde tot de krijgsdienst. Hij verzocht alzoo om eene plaats als kapitein, maar ontving slechts eene berisping wegens het verwaarloozen zijner auditeursbetrekking en eindelijk zijn ontslag. In onmin met zich zelven, met zijne vrouw en met iedereen, begaf hij zich op uitnoodiging van Immermann naar Düsseldorf, maar zette ook hier de kroeglooperij voort, verzonk tot de diepste losbandigheid, en keerde eindelijk met de overblijfselen van zijn uitgemergeld ligchaam naar zijne geboortestad terug, waar hij den 12den September 1836 in de armen zijner met hem verzoende echtgenoote overleed.
Reeds op 19-jarigen ouderdom schiep hij het drama „Der Herzog von Gottland”, hetwelk zich zoowel door ongerijmde afzigtelijkheden als door een oorspronkelijk dramatisch talent onderscheidt Zijne „Dramatische Dichtungen (1827, 2 dln)” bevatten dit laatste stuk, benevens „Nanette und Marie”, — het geestige blijspel „Scherz, Satire, Ironie und tiefere Bedeutung”, — het gedeeltelijk voltooide historische treurspel „Marius und Sulla", — en eene verhandeling over de Shakspere-manie. Voorts schreef hij het dramatisch gedicht: „Don Juan und Faust (1829)”, — de treurspelen „Friedrich Barbarossa (1829)”, — „Heinrich VI (1830)”, — „Napoleon oder die Hundert Tage (1831)”, — het sprookje „Aschenbrödel” als bijspel (1835), — „Hannibal (1835)" in krachtige tafereelen, — en de „Hermannschlacht (1838)”. Gevoel zoekt men bij dezen dichter te vergeefs, en ook zijn versbouw is vaak zeer gebrekkig, doch hij schittert door zijne oorspronkelijke denkbeelden en geestige wendingen.