Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gordings

betekenis & definitie

Gordings noemt men alle touwen, waarmede de zeilen, aan de ra's en gaffels in één gerold, worden geborgen, met uitzondering van de geitouwen. Naar de plaats, die zij bij het zeil innemen, zijn zij hoofdzakelijk verdeeld in buikgordings, aan de onderlijken van vierkante zeilen bevestigd en door blokken aan de ra loopende, waar zij dienen om het zeil digt aan de ra te doen aansluiten, — en in nokgordings, die aan beide zijden van het grootzeil en marszeil in het midden van de lijken zijn vastgehecht. Toorts spreekt men nog van noodgordings, die bij storm aan den voorkant van de fok gespannen worden ter versterking van het zeil bij het lenzen, — en van dempgordings, die zich aan het bezaanszeil bevinden en doorgaans over één blok loopen. — Gordingen komen ook voor in de bouwkunde bij het kapwerk, alsmede in den vestingbouw bij pallissadéringen enz.

< >