Glogau, ook Groszglogau genaamd, om alle verwarring te vermijden met Oberglogau in Opper-Silezië, is eene stad en vesting van den tweeden rang in Neder-Silezië, alsmede de hoofdplaats van een arrondissement in het district Liegnitz. Zij ligt op den linkeroever der Oder, is de zetel van een Hof van appèl, en telt, buiten de 4000 man van het garnizoen, ruim 18000 inwoners. Er zijn 2 Protestantsche en 3 R. Katholieke kerken, een nieuw stadhuis, een fraai kasteel, een R. Katholiek en een Protestantsch gymnasium, en onderscheidene fabrieken. De handel, vooral in wol, en de scheepvaart op de Oder zijn er zeer levendig, en zij is door spoorwegen met Neder- en Opper-Silezië verbonden.
Voorheen was Glogau de hoofdstad van het vorstendom van dien naam, hetwelk bij toedeeling in 1252 het eigendom werd van Koenraad II, een zoon van Hendrik de Vrome, hertog van Neder-Silezië. Het strekte zich toen ook uit over Sagan en Krossen. Koenraad lokte vele Duitsche kolonisten derwaarts en begiftigde de stad met Duitsche regten. Zijn zoon, hertog Hendrik III, verkreeg ook een groot gedeelte van het vorstendom Breslau, maar het geheele gebied werd na zijn dood (1309) onder zijne 4 zonen verdeeld. Toen dit geslacht in deze lijn in 1476 uitstierf, werd in 1481 hertog Johann von Sagan met een groot gedeelte des lands beleend.
Intusschen verloor zijn zoon Johann II in 1489 dit hertogdom, en weldra stierven de hertogen van Glogau geheel en al uit, zoodat het in 1506 ophield een zelfstandig hertogdom te wezen. — In den Dertigjarigen Oorlog vervulde de stad Glogau eene belangrijke rol. In 1741 werd zij door Frederik II stormenderhand ingenomen en nog meer versterkt. Na den slag van Jena (1806) werd Glogau door de Würtembergsche troepen onder Vandamme en Seckendorf ingesloten en door den Pruissischen kommandant von Reinhard na geringen tegenweer overgegeven. De Franschen hielden haar bezet tot aan den 14den April 1814, toen zij weder in de handen der Pruissen viel. — Het arrondissement Glogau telt op 17 1/4 □ geogr. mijl ongeveer 80000 zielen.