Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Glaszbrenner

betekenis & definitie

Glaszbrenner (Adolf), een humoristisch schrijver, geboren den 27sten Maart 1810 te Berlijn, bezocht het gymnasium aldaar en oefende zich, door de omstandigheden genoopt, in den koophandel. Het bleek echter, dat hij hiervoor weinig neiging bezat. Althans hij wijdde zijne vrije uren liefst aan de letterkunde, en de vruchten van zijn arbeid werden opgenomen in de dagbladen.

Reeds in 1831 redigeerde hij het tijdschrift: „Don Quixote”. De onaangenaamheden, welke hij van den dichter Langbein als censor te verduren had, bezorgden aan zijne staatkundige geestigheden vele lezers, maar werden ook in 1831 gevolgd door een verbod der uitgave, uitgevaardigd door den minister Brenn. Nu deed hij onder den naam van Adolf Brennglas een nieuwen tak der Duitsche letterkunde bloeijen door de uitgave der bekende humoristische volksboekjes: „Berlin wie es ist und trinkt (33 stukken, 1832—1850) en „Buntes Berlin (12 stukken, 1837—1842)". Hij deed daardoor eene gelukkige greep, omdat zij getrouwe schetsen zijn van het maatschappelijk leven te Berlijn, alsmede omdat hij alzoo gelegenheid vond, vele denkbeelden te uiten en aan den man te brengen, die hij anders uit vrees voor de policie had moeten achterhouden.

In dien trant schreef hij voorts: „Leben und Treiben der feinen Welt (1834)”, en „Berliner Volksleben (1848 , 3 dln)”. Nadat hij 7 maanden te Weenen vertoefd had, gaf hij de „Bilder und Träume aus Wien (1836, 2 dln)” in het licht, wier verspreiding door den Bondsdag verboden werd. In 1840 trad hij in het huwelijk met de tooneelkunstenares Adèle Peroni en ging in 1841 met haar naar Nieuw-Strelitz. Hier dichtte hij zijne „Verbotene Lieder (1843)”, die eerst bij de derde en vierde uitgave (1864) den titel ontvingen van „Gedichte von Glaszbrenner”, — alsmede het comisch heldendicht: „Neuer Reineke der Fuchs (1845 en later)”. Deze beide werken verschaften hem eene plaats onder de beste Duitsche hekeldichters.

In 1848 werd hij de aanvoerder en het middelpunt van de Democratische partij in Mecklenburg-Strelitz, waarbij hij echter verwijderd bleef van alle ruw geweld en van alle communistische begoochelingen. Niettemin werd hij uit het land verbannen. Hierna toefde hij eenigen tijd te Hamburg, maar keerde in 1858 terug naar Berlijn, waar hij zich met de redactie van de „Berliner Montagspost” belastte. Tot zijne overige geschriften behooren: „Komische Volkskalender (1846—1866)”, — „Die verkehrte Welt (1865, 5de druk)”, — „Kaspar der Mensch (1850, een blijspel)”, — en „Komische Tausendundeine Nacht (1852)”. Ook heeft hij eenige kinderwerkjes, zooals: „Lachende Kinder”, — „Sprechende Thiere” en „Die Insel Marzipan” in het licht gegeven.

< >