Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gioberti

betekenis & definitie

Gioberti (Vincenzo), een Italiaansch wijsgeer, geboren te Turijn den 5den April 1801, wijdde zich aan den geestelijken stand, werd doctor in de godgeleerdheid, en legde in zijne geboortestad zich voorts rustig toe op de studie der Ouden, de geschiedenis en de wijsbegeerte. Door zijne overheden aan Koning Carlo Alberto aanbevolen, zag hij zich weldra bij dezen tot kapellaan benoemd, en hij bekleedde die waardigheid tot in 1833. Uit het Koninklijk slot werd hij naar de gevangenis gebragt, omdat de hovelingen hem verdacht maakten als een voorstander van het „Jonge Italië (La giovine Italia)”. Bij de toenmalige vervolgingswoede mogt Gioberti zich gelukkig achten, dat men hem na eene kortstondige gevangenschap als balling over de grenzen zond.

Tot aan het einde van 1834 vertoefde hij te Parijs, daarna te Brussel, en in 1845 begaf hij zich wederom naar Parijs, doch keerde bij de staatkundige veranderingen van 1847 naar zijn vaderland terug. Zijne eerste geschriften: „Teorica del Sovranaturale (1838)”, — „Introduzione allo studio della filosofia (1839)”, — een Fransch strijdschrift tegen Lamennais (1840)”, — „Del Bello (1841)”, — en „Errori filosofici di Antonio Rosmini (1842)” werden alleen door geleerden op prijs gesteld, en eerst door zijn werk „II primato civile e morale degl’Italiani (1843)” verwierf hij in geheel Italië een beroemden naam. Zelden heeft eenig boek zoo grooten opgang gemaakt. Het gronddenkbeeld van den schrijver is de herstelling der magt en grootheid van Italië door het pausdom. Door eene hervorming van dit laatste zou namelijk kunnen voldaan worden aan de drievoudige behoefte des lands, te weten nationale onafhankelijkheid, staatsburgerlijke vrijheid en territoriale eenheid. De eischen, door Gioberti ten behoeve der vrijheid gesteld, waren zeer gematigd; hij verlangde eene verlichte monarchale regéring met raadgevende ligchamen, beide onder den invloed van een weldadig Pauselijk gezag, alsmede eene billijke vrijheid van drukpers. Hoe hersenschimmig zulk een denkbeeld omtrent de wedergeboorte van Italië ook wezen mogt, toch werd het wegens zijne verzoenende strekking weldra de leus der gematigde partij. Zijn boek maakte een diepen indruk op den lateren paus Pius IX, en toen deze den Heiligen Stoel besteeg en zich tot vrijzinnige hervormingen geneigd betoonde, werd de naam van Gioberti als die van een profeet gehuldigd.

Op zijn „Primato” volgden in 1845 de „Prolegomeni”, waarin hij de misbruiken der Kerk aanwees, en daarna zijn beroemd werk „II Gesuita moderno (1847, 8 dln, en later bij herhaling)", waarin hij op grond van historische feiten den verderfelijken geest van de orde der Jezuïeten in het licht stelde en haar zedelijk vernietigde. Ook in dit werk blijft hij vasthouden aan het beginsel, om den invloed en het gezag R. Katholieke Kerk uit te breiden, terwijl hij vordert, dat de Kerk zich zuiveren zal van alles, wat harer onwaardig is. — Geheel Turijn vierde in 1847 met uitbundig gejuich den terugkeer van Gioberti, en ook Carlo Alberto ontving hem met blijdschap. Reeds in 1833 had deze hem uit zijne eigene middelen een jaargeld geschonken. Nu werd Gioberti gekozen tot lid van de Kamer van Gedeputeerden, en men zag den ernstigen geleerde in de opgewondene volksvergaderingen, waar hij als een verkondiger der nationale onafhankelijkheid optrad. Niet van eerzucht ontbloot, werd hij eerlang het hoofd van de oppositie tegen het ministerie Pinelli-Revel, en toen dit viel, vormde hij-zelf een democratisch kabinet.

Hij bleef echter maar weinige weken aan het bewind wegens oneenigheid met zijne ambtgenooten, daar hij het gezag van den Paus te Rome en van den Groothertog te Toscane desnoods met geweld van wapenen wilde herstellen. Het nieuwe ministérie Pinelli zond hem in het begin van 1849 naar Parijs, om er hulp te vragen in den oorlog tegen Oostenrijk, doch deze zending was slechts een voorwendsel, — men wilde hem uit Turijn verwijderen. Na den rampspoedigen afloop van dien strijd bleef hij in vrijwillige ballingschap te Parijs en schreef zijn boek: „Del rinnovamente civile d’Italia (1851, 2 dln)”, hetwelk bij de nationale partij grooten bijval vond. Hij overleed te Parijs den 26sten October 1852, en zijn stoffelijk overschot werd te Turijn met groote plegtigheid bijgezet.

< >