Gangspil (De) is eene soort van windas, welke men op groote schepen tot het ligten van het anker gebruikt. Zij bevindt zich gewoonlijk achter den grooten mast, en hare hoofddeelen (zie bijgaande figuur) zijn de houten honing of standaard , de hop en de klampen. De eerste is een lang stuk ijzer, ingelaten in het dek en rustende op een spoor. De kop is de dekschijf (H), waarin de windboomen worden gestoken, en romdom den koning, even boven het dek, vindt men de klampen.
Het gebruik blijkt voldoende uit de figuur. Wij merken voorts op, dat rondom de gangspil een palrad is aangebragt en dat de klampen van pallen voorzien zijn, om het terugloopen te beletten. De gangspil heeft veel meer wrijving dan de braadspil, maar levert het voordeel op, dat bij haar veel meer mannen aan de windboomen geplaatst kunnen worden. Behalve gewone gangspillen heeft men ook Eckhards-spillen, die bestemd zijn om zware lasten met aanwending van geringe ligchaamskracht op te heffen, waartoe zij van een raderwerk zijn voorzien. Men heeft er op zeeschepen, die met eene kleine bemanning varen, maar ze zijn te duur om algemeen in gebruik te komen. Intusschen kon men met de Eckhards-spil zoo groote kracht ontwikkelen, dat men er vastzittende schepen, die anders verloren zouden zijn, mede op vlot water kan werken.