Forsten (Rudolph), een verdienstelijk Nederlandsch geneeskundige, geboren te Wildervank op den 26sten Julij 1751, bepaalde zich aanvankelijk tot de krijgsdienst, maar verliet deze weldra, om eerst het gymnasium te Zwolle en daarna de académie te Groningen te bezoeken. Hij studeerde er onder Camper in de geneeskunde, vertrok met dezen in 1771 naar Leiden, promoveerde er bij het eeuwfeest met de kap en werd in 1775 tot hoogleeraar in de geneeskunde te Harderwijk benoemd. Hij onderscheidde er zich zoowel door zijne geleerdheid als door zijne welsprekendheid en was er op eene loffelijke wijze werkzaam tot aan zijn dood, welke voorviel op den 17den April 1807.
Behalve een paar dissertaties en oraties schreef hij: „Waarneming wegens eene bijzondere besmetting der kinderziekte (1780)”, — „De veepest, welke zich in het quartier van Nijmegen geopenbaard heeft enz. (1798)”, — en „Kort verslag nopens den uitslag der ingeente, vergeleken met de natuurlijke kinderziekte (1800)”. Zijn kleinzoon Eltio Alegondus, geboren te Middelburg den 12den Julij 1811, zag eene académische prijsverhandeling met goud bekroond, werd lid der natuurkundige Commissie, die in 1838 naar Indiën vertrok, en overleed op Amboïna in Januarij 1843.