Faraday, een beroemd Engelsch schei- en natuurkundige, was de zoon van een behoeftigen smid. Hij werd geboren den 21sten September 1791 te Newington in Surrey en kwam als leerling bij een boekbinder te Londen. in zijne vrije uren vervaardigde hij eene electriseermachine en dergelijke zaken. Toen zijn meester die voorwerpen liet zien aan zekeren Dance, een lid van. het Royal institution, bezorgde deze hem den toegang tot de voorlezingen van sir Humphrey Davy. De jeugdige toehoorder hield getrouwelijk aanteekeningen van de lessen van dien uitstekenden natuurkenner, voegde er zijne opmerkingen bij en zond hem dit handschrift met een bescheiden brief, waarin hij den wensch openbaarde, om in het laboratorium te worden geplaatst.
Davy was verrast door de juiste opmerkingen van Faraday en stelde genoeg vertrouwen op den aanleg en den ijver van dien jongeling, om hem tot zijn assistent te benoemen. Tegen het einde van 1813 vergezelde hij Davy op eene reis naar het vaste land en keerde eerst in 1816 tot de werkzaamheden van het laboratorium terug. in 1820 trad hij op als schrijver en verwierf weldra een beroemden naam door zijne ontdekkingen op het gebied der natuur- en scheikunde. Daartoe behooren vooral zijne proeven over de legéring van staal met edele metalen, — over de verandering van sommige gassen, zooals koolzuur, chloor enz., in dropvormige vloeistoffen, — het vormen van verschillende vloeibare verbindingen van kool en waterstof, die bij eene gelijke zamenstelling met olievormend gas zich toch door verschillende eigenschappen onderscheiden, — en de vervaardiging van eene soort van glas uit kiezelaarde, boorzuur en loodoxyde, welke bijzonder geschikt is voor optische instrumenten. Ook zijn boek over scheikundige handgrepen vond grooten bijval. Vooral echter wekte hij groot opzien door zijne handelwijze, om electrische verschijnselen voort te brengen door middel van den magneet. Hij leverde vervolgens eene reeks van uitmuntende verhandelingen (Experimental researches, 3 dln 1855) over het verband van alle electrische verschijnselen, en vereenigde zich met Armstrong, om de ontdekking der electriciteit van den stoom dienstbaar te maken aan de wetenschap. in 1846 wist hij door proeven den invloed aan te toonen van den electrischen stroom op de beweging van het licht, en hield voorts in de Royal Society een aantal voorlezingen, waarin hij het denkbeeld toelichtte, dat licht, warmte en electriciteit slechts verschillende vormen zijn, waarin dezelfde natuurkracht zich vertoont. in het algemeen bezat hij de benijdenswaardige gave, om de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek duidelijk te maken aan een zeer gemengd gehoor. Zijne voorlezingen zijn gedrukt onder de titels: „Lectures on the non metallic elements (1853)”, — „Lectures on various forces of matter (1862, 3de uitgave)”, — en „Lectures on light and ventilation (1843)”. in 1833 werd hij hoogleeraar aan de Royal institution, en van 1829 tot 1842 was hij werkzaam als lector aan de militaire academie te Woolwich. Hij overleed te Hamptoncourt den 24sten Augustus 1867.