Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Fakkel

betekenis & definitie

Fakkel of flambouw is de naam van een kunstmatig licht, hetwelk met eene sterke vlam brandt, doorgaans walmt, en gewoonlijk niet anders dan in de open lucht gebruikt wordt. Men heeft houtfakkels, die uit kien hout of harsachtig dennenhout bestaan, — wasfakkels, die uit vier vereenigde waskaarsen zijn zamengesteld, — en pekfakkels of eigenlijke flambouwen van uitgepluisd touw of dennenhout, in gesmolten pek gedoopt. Men bevestigd den fakkel veelal in een fakkelhouder van blik, voorzien van een houten steel.

Reeds in de dagen der oudheid bediende men zich van fakkels bij huwelijks- en begrafenisplegtigheden, — voorts tot lichtsein bij den aanvang van een veldslag, alsmede op schepen. Ter eere van sommige godinnen werden te Athene fakkelfeesten gehouden, terwijl men de goden van het vuur, zooals Hephaestus (Vulcanus), Prometheus enz., huldigde met een fakkelloop; de mededingers namelijk beijverden zich om met een brandenden fakkel, aan hunne schild vastgehecht, het eerst een bepaald doel te bereiken. Dikwijls waren er fakkeldansen mede verbonden, reeds in zwang aan het hof van Constantijn de Groote, en zelfs nu nog, bij elke trouwplegtigheid, aan het Hof te Berlijn. Bij zulk eene gelegenheid houden de jonggehuwden met de vorstelijke familie en de hooge staats-ambtenaren paarsgewijs een optogt door de zaal en dragen daarbij waskaarsen. — Ook in de oude Christelijke kerk waren fakkel-optogten in gebruik, inzonderheid op den avond vóór het Paaschfeest, ten teeken, dat te midden van den diepsten rouw het licht der Christelijke hoop nog niet was uitgebluscht. Ook nu nog worden kerkelijke optogten met waskaarsen gehouden, terwijl men in ons Land de fakkels of flambouwen nagenoeg alleen gebruikt bij maskerades en serenades, welke bij avond in de open lucht plaats hebben.