Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Brandt

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij :

Geeraert Brandt, een Nederlandsch dich­ter en geschiedschrijver. Hij werd geboren te Amsterdam den 25sten Julij 1626, legde zich in zijne jeugd toe op het bedrijf van zijn kunstrijken vader, namelijk het horlogemaken, en betoonde tevens grooten lust voor de beoefening der teeken- en dichtkunst. Op 17-jarigen ouderdom vervaardigde hij het treurspel “De veinzende Torquatus”, dat met veel bijval werd opgevoerd en reeds in 1664 eene 5de uitgave beleefde. Hij gaf vervolgens andere gedichten uit en was nog geen 20 jaar oud, toen hij mannen als Vondel, Constantijn Huygens, Anslo en van Baerle met verbazing vervulde door zijne schoone lijk­rede op Pieter Cornelisz. Hooft. In het daarop­volgende jaar dichtte hij een treurzang bij het afsterven van Kaspar van Baerle, en om de hand van diens dochter Suzanna te verwerven, liet hij het horloge-maken varen, oefende zich 3 jaar in de godgeleerdheid aan de kweekschool der Remonstranten te Am­sterdam, en werd in 1652 als leeraar te Nieuwkoop, 1660 te Hoorn en 7 jaren later te Amsterdam beroepen. Hij had 3 zonen (zie onder) en 2 dochters: ééne van deze laatste, gehuwd met Jacob van Merken, werd de grootmoeder der dichteres Lucretia Wilhelmina van Merken. Hij overleed den 12den October 1685 te Rotterdam, werwaarts hij zich begeven had, om een bezoek te bren­gen aan zijne kinderen. — Geeraert Brandt heeft onderscheidene zeer belangrijke werken geschreven: in 1657 maakte hij een aanvang met zijne “Historie der Reformatie", waar­van weldra eene schets in het licht kwam onder den titel “Kort verhaal van de Refor­matie en oorlogen tegen Spanje in en om­trent de Nederlanden enz.”, waarvan in 1663 een 4de druk verscheen, als een voorlooper van het groote werk “Historie der Reformatie en andere kerkelijke geschiedenissen (1671 in 4to).” Drie jaren later volgde het tweede deel, over welks inhoud de Noord-Hollandsche Synode zich ernstig bij ’s Lands rege­ring beklaagde, zoodat het octrooi werd in­getrokken en de schrijver eene vermaning ontving.

De twee volgende deelen, die de geschiedenis behelzen der Dordtsche Synode en met het jaar 1643 eindigen, zijn eerst in 1704 in het licht verschenen. Voorts kwam van hem uit “Historie van de regtspleging, gehouden in den jaere 1618 en 1619 omtrent de dry gevangene Heeren Mr. Johan van Oldenbarnevelt, Mr. Rombout Hoogerbeets, Mr. Hugo de Groot (1708, 3de druk 1723)”, “Het leven en bedrijf van den Heere Michiel de Ruyter enz. (1787)”, “Dagwijzer der geschiedenissen (1689)”, “Poëzij (1725)” enz., terwijl hij nieuwe uitgaven bezorgde van

“P.C. Hoofts Nederlandsche Historie”, en van “Vondels Poëzij”, aan welke 2 laatste hij levensbeschrijvingen van die beroemde mannen toevoegde. Zijn stijl is vloeijend en aangenaam, zonder kracht te missen, maar de behandeling der onderwerpen weleens zeer wijdloopig. Vooral zijne levensbeschrij­vingen zijn uitmuntend gesteld, en hij be­kleedt onder de Nederlandsche dichters eene eervolle plaats. Hij was een ijverig — vol­gens velen geenszins onpartijdig — voorstan­der van zijn kerkgenootschap.

Kasper Brandt, oudsten zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Nieuwkoop den 25sten Junij 1653. Hij oefende zich te Hoorn en vervolgens te Amsterdam in de Oude talen, werd in 1669 opgenomen onder de studenten aan de kweekschool der Re­monstranten , en was achtervolgens predikant te Schoonhoven, Hoorn, Warmond, Alkmaar, Rotterdam en Amsterdam, waar hij den 5den October 1696 overleed. Hij was een man van groote geleerdheid; zijn aangename om­gang wordt zeer geroemd, en als prediker had hij een grooten naam. Behalve vele leerredenen heeft hij uitgegeven “Historia vitae Jacobi Arminii (1724)”, “Poëzij (1708)” en “Leven van Huig de Groot, vervolgd door Kattenburg (1730, 2 dln

in fo.)”

Geeraert Brandt, een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Nieuwkoop den 6den April 1657. Ook hij oefende zich te Hoorn en te Amsterdam in de Oude talen en werd reeds op 13 jarigen leeftijd geplaatst aan het seminarium der Remonstranten, waar hij omstreeks 8 jaar studeerde en zich tevens met ijver toelegde op de kennis der Nieuwe talen. Hij vertolkte een belangrijk werk uit het Engelsch, schreef de geschiedenissen des Vaderlands in de jaren 1674 en 1675, vol­eindigde in 1678 zijne godgeleerde studiën aan de Kweekschool en werd eerst predikant te Schoonhoven en in 1680 te Rotterdam.

Weldra verwierf hij den roem eener buiten­gewone welsprekendheid, zoodat hij in 1683 werd uitgenoodigd, om wekelijks eene theo­logische oefening te houden. Deze werd zoo druk bezocht, dat zij weldra in de Groote Kerk moest plaats hebben. Hij overleed ech­ter reeds den 21sten December van laatstge­noemd jaar. Behalve zijne “Theologische les­sen” zijn van hem onderscheidene bundels “Predikatiën” in het licht verschenen.

Johannes Brandt, een broeder van de beide voorgaanden. Hij werd geboren te Nieuw­koop den 6den Julij 1660, en onderscheidde zich reeds vroeg door een gunstigen aanleg, zoodat de Remonstrantsche Broederschap aan zijn vader verzocht, den jongeling als alum­nus te mogen aannemen. Nadat hij zijne studiën, op eene loffelijke wijze voleindigd had, werd hij achtereenvolgens predikant te Warmond, Hoorn, ’s Hage en Amsterdam, en overleed alhier den 13den Januarij 1708. Ook hij was een uitstekend kerkelijk re­denaar; tot zijne geschriften behooren: “Leven en dood van Maria Stuart enz. (1695)”, “Mengeldichten (1701)”, “Clarorum virorum epistolae centum ineditae etc. (1702)” en “Leven van den Apostel Paulus (1724).”

Albertus Jonas Brandt, een Nederlandsch schilder. Hij werd geboren te Amsterdam den 22sten November 1787, hield zich tot zijn 20ste jaar bezig met den boekhandel en de boekbinderij en ontving onderwijs in het teekenen van den bloemschilder Jan Evert Morel en van den uitstekenden bloem- en fruitschilder van Os. Hij leverde in 1813 op de Tentoonstelling te Amsterdam eene teekening naar een stuk van van Huysum, die algemeene bewondering wekte en behaalde vervolgens met een paar schilderijen gouden medailles. Hij overleed reeds in Februarij 1821; men vindt van hem een stuk in het Trippenhuis te Amsterdam en in het Koninklijk Kabinet te ’s Hage.

Heinrich Franz Brandt, een beroemd medailleur. Hij werd geboren den 13den Februarij 1789 te La Chaux de Fonds in Zwit­serland, leerde reeds vroeg de graveerkunst en oefende zich vervolgens te Parijs onder de leiding van den beroemden stempelsnijder Droz. Zijne talenten verschaften hem de toe­genegenheid van den schilder David, die hem in staat stelde, om zich vervolgens naar Rome te begeven. Daar vervaardigde hij onderschei­dene fraaije medailles, ging in 1816 naar Napels en Siciliën, werd in 1817 eerste medailleur aan de munt te Berlijn, volbragt onderschei­dene reizen en overleed den 9den Mei 1845. Eene lijst van door hem vervaardigde me­dailles, loopende tot 1837, telt er 56.