Evora, eene cidade en hoofdstad van een evenzoo genoemd district, alsmede van de geheele provincie Alemtejo in Portugal, tevens de zetel van een aartsbisschop, ligt aan den spoorweg op een van boven platten heuvel in eene uitgebreide vlakte, waar korenvelden met wijn- en olijfgaarden afwisselen, terwijl zij van alle zijden door bergen begrensd is.
Wegens hare talrijke kerken en andere openbare gebouwen heeft zij een schilderachtig voorkomen. Zij telt 12000 inwoners en is door nieuwe, maar nog niet voltooide-vestingwerken omringd, terwijl zich op het hoogste punt een oud kasteel ter harer verdediging verheft. Intusschen zijn er de straten eng, krom en vuil, en de huizen veelal hoog en in spitsboogstijl opgetrokken. Voorheen bestond er eene universiteit, welke echter in de 18de eeuw tegelijk met de orde der Jezuïeten is opgeheven; toch is er nog een collége, alsmede een theologisch seminarium. Van de 13 voormalige monnikenkloosters liggen de meeste in puin, terwijl de overige tot andere doeleinden gebezigd worden, — er bestaan echter nog 8 nonnenkloosters. Tot de merkwaardige gebouwen behooren er de prachtige aartsbisschoppelijke hoofdkerk, de kerk van het Augustijner klooster Nossa Senhora de Graça met een kunstig plat gewelf, het Franciscaner klooster met zijne graf kapél (Casa dos ossos), en de door Sertorius gebouwde Romeinsche waterleiding. Voorts heeft men er overblijfselen van een tempel van Diana, en vóór de stad verheft zich het prachtig Karthuiser klooster Scala Coeli.
De oudheden, die men aldaar en te Beja heeft opgedolven, zijn er in een muséum bij elkander gevoegd. Men heeft er voorts eene cavalerie-kazerne, een groot hospitaal, voor adellijke dames enz., en er wordt jaarlijks eene druk bezochte markt gehouden. Het aartsbisdom, in 1540 gesticht, bevat 3 bisdommen en strekt zich uit over de provinciën Alemtejo en Algarvië. — Evora is het oude Ebora, hetwelk als Romeinsch municipium Liberalitas Julia heette. Later was het een bisdom der Gothen. De stad, door koning Sisebet in 617 versterkt, werd in 712 door de Mooren veroverd en Jabura genoemd, doch is door eene in 1162 gestichte Christelijke ridderorde aan de handen der Ongeloovigen ontrukt. — Drie geogr. mijl van daar ligt de stad Evoramente, die nog geen 8000 inwoners telt, doch bekend is, omdat dom Miguël aldaar den 26sten Mei 1834 afstand deed van den Portugéschen troon.
Evreux, de hoofdstad van het Fransche departement Eure, 14 geogr. mijl ten westnoordwesten van Parijs, aan den spoorweg naar Caen en Cherbourg en aan de Iton, eene zijrivier der Eure gelegen, verheft zich in een bekoorlijk en vruchtbaar dal nabij een fraai bosch, is de zetel van een bisschop en van eenige regtbanken, voorts van een lycéum, van een paar seminaria, van eenige genootschappen voor kunst, wetenschap en nijverheid en telt ruim 12000 inwoners. Er worden vele geweven stoffen vervaardigd, en zij is tevens eene marktplaats van specerijen, graan, enz. Tot de merkwaardigste gebouwen behooren er de hoofdkerk met 23 kapellen, de kerk der abdij van den heiligen Taurinus, en het paleis der prefectuur. Van het voorheen in hare nabijheid gelegen kasteel Navarra, in 1330 door Johanna van Navarra gesticht en in 1686 door den architect Mansard vernieuwd, is weinig meer te zien. — Te Vieil-Evreux, omstreeks 1½ uur gaans zuidoostwaarts, vindt men vele overblijfselen uit den tijd der Romeinen, namelijk van een grooten schouwburg, van een paleis, van eene waterleiding enz., die weleer, naar men meent, aan de stad Mediolanum Aulercorum toebehoorden. — Ook Evreux is zeer oud; het werd aanvankelijk Eburovices genoemd, en had in de middeleeuwen en in den strijd der Hugenoten veel te verduren. Hertog Richard I van Normandië, schonk tegen het einde der 10de eeuw Evreux aan zijn zoon Robert, tevens een zoon van de bevallige Gonnor.
Het verviel in de 12de aan het huis Montfort, dat het bij koop overdroeg aan Philippus Augustus, koning van Frankrijk. Philippus IV schonk het aan zijn broeder, prins Lodewijk, en verhief het tot eene pairie. Graaf Philippus van Evreux kreeg de stad met Johanna, de eenige dochter van koning Bodewijk X, ten huwelijk, en koning Karel III van Navarra verwisselde het graafschap Evreux en andere bezittingen tegen het hertogdom Nemours. Hierdoor kwam het aan Karel VI, koning van Frankrijk. Karel VII schonk het in 1426 aan John Stuart, graaf Darnley, na wiens overlijden het verviel aan de kroon, en Karel IX vereerde het als pairie-hertogdom aan zijn broeder, den hertog van Alençon, na wiens dood het nogmaals tot de kroon terugkeerde. In 1651 werd het als schadeloosstelling voor Sédan aan den hertog van Bouillon toegekend, terwijl eindelijk Napoleon/het kasteel als verblijfplaats eerst aanwees aan koning Ferdinand VIl van Spanje, en later aan keizerin Josephine.