Essaeërs of Essenen is de naam eener Israëlietische secte, die omstreeks 2 eeuwen vóór den aanvang onzer jaartelling ontstond en meerendeels in afzonderlijke volkplantingen aan de westkust der Doode Zee en ook in de steden van Palaestina gevestigd was.
Omtrent haren oorsprong is niets met zekerheid bekend. Waarschijnlijk ontstond zij, even als die der Farizéën, gedurende de heerschappij der Maccabeeuwsche vorsten uit de partij der „Chasidin” of voorstanders van eene stipte vervulling der Wet. Doch terwijl de Farizéën in het openbaar optraden en invloed zochten te oefenen op het volksleven, vertoonden zich de Essaeërs meer in de gedaante van een geheim genootschap, hetwelk met bekrompen godsdienstijver zich afscheidde van de wereld.
Zij verwierpen de bloedige offeranden, en namen dientengevolge geen deel aan de gewone tempeldienst. Daarentegen hielden zij met gestrengheid de vastendagen, handhaafden de sabbathswet en de voorschriften, die betrekking hadden op de reinheid des ligchaams, — al die geboden met overdrevene naauwgezetheid in acht nemende. Zich onttrekkende aan de gewone godsdienstoefeningen, vormden zij eene afzonderlijke eeredienst, welke vooral in baden, gebeden en offermaaltijden bestond, bij welke laatste geen vleesch gebruikt werd.
Niemand werd in dat genootschap opgenomen zonder ernstige voorbereiding en een plegtigen eed. Voorts waren zij afkeerig van den eed in burgerlijke zaken, alsmede van den oorlog, terwijl zij tevens het jagen naar rijkdom ongeoorloofd rekenden en zich bij den landbouw en bij vreedzame bedrijven bepaalden. Zij leefden in gemeenschap van goederen, en de ijverigsten onder hen versmaadden ook het huwelijk, hoewel zij gaarne kinderen van anderen opnamen, om hen in hunne leer te onderwijzen. Voor ’t overige weten wij weinig van hunne leerstellingen. Waarschijnlijk telden zij in de dagen van Jezus vele aanhangers, en het is niet onwaarschijnlijk, dat Johannes de Dooper met hen in verband stond.
Dat het Christendom met zijne universéle bedoelingen uit deze bekrompene secte zou zijn ontstaan, is niet waarschijnlijk, al heeft het zich niet geheel en al aan haren invloed kunnen onttrekken, zooals blijkt uit de goederengemeenschap in de eerste Christelijke gemeente te Jerusalem. Vermoedelijk gingen de Essaeërs later tot het Christendom over zonder hunne bekrompenheid te verliezen, weshalve zij in dezen nieuwen vorm omstreeks het midden der 2de eeuw als ketters werden veroordeeld.