Eschenburg

betekenis & definitie

Eschenburg (Johann Joachim), een verdienstelijk Duitsch letterkundige, geboren te Hamburg den lsten December 1743, studeerde te Leipzig en werd vervolgens hoogleeraar aan het Carolinum te Brunswijk, alwaar hij tevens tot geheim justitieraad en tot senior van het Cyriacus-stift benoemd werd, en den 29sten Februarij 1820 overleed. De werken van vele Engelsche schrijvers over aesthetiek, zooals van Brown, Webb, Burney, Priestley en Hurd, heeft hij in het Duitsch vertaald en met aanmerkingen verrijkt, terwijl hij verslagen gaf van de belangrijkste geschriften, welke de Engelsche pers verlieten, in zijn „Britisches Museum (1777—1780)” en in zijne „Annalen der Britischen Literatur (1780—1781)”. Hij leverde voorts eene overzetting van al de tooneelwerken van Shakspere, alsmede een „Entwurf einer Theorie und Literatur der Schönen Wissenschaften (5de uitgave 1836)”, — eene „Beispielsammlung zur Theorie und Literatur der Schönen Wissenschaften (1788—1795, 5 dln)”, — een „Lehrbuch der Wissenschaftskunde (7de uitgave 1825)”, — een „Handbuch der classischen Litterator (8ste uitgave 1837)", — „Denkmäler altdeutscher Dichtkunst (1799)”, en uitgaven der werken van Boner, Burkard, Waldis, enz.