Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Edessa

betekenis & definitie

Edessa is eene zeer oude stad in het noorden van Mésopotamie, aan de Eufraat. Hare oudste bewoners waren vermoedelijk Sabaeërs, doch eerst na de verovering der Perzische monarchie door de Grieken wordt hare geschiedenis meer bekend. Men meent, dat vooral Seleucus haar aanmerkelijk heeft uitgelegd. Omstreeks dien tijd verkreeg zij van eene evenzoo genoemde stad in Macedonië den naani van Edessa, en vervolgens naar eene aan de godin Atergatis en daarna aan Abraham gewijde bron dien van Callirhoé, welke laatste tot de Syrische en Arabische namen Urhoi en Roha en tot den hedendaagschen naarn Orfa is verbasterd.

Ten tijde van Antiochus VII, naar wien zij ook Antiochéa heette, vestigde er Osrhoi-bar-Chevje (137 vóór Chr.), waarschijnlijk een Arabier, het naar hem genoemde Osrhoensehe rijk, en zijne opvolgers droegen den naam van Abgar. Het Christendom vond er reeds vroeg aanhangers. De dubbelzinnige houding der Koningen van Edessa met betrekking tot de Romeinen was oorzaak, dat Trajanus zijn veldheer Lysius Quietus derwaarts zond; deze verwoestte de stad, en maakte het rijk schatpligtig aan de Romeinen. Wél herstelde Hadrianus dat rijk, doch het bleef aan hem onderworpen, en in 216 na Chr. herschiepen de Romeinen het in een militaire kolonie met den naam Colonia Marcia Edessenorum. Inmiddels vervulde het eene belangrjjke rol in de geschiedenis van het Christendom. Men vermeldt, dat in de stad Edessa 300 kloosters gevonden werden, — ook was zij de zetel van Ephraïm Syrus en zijne school. Met geestdrift nam men er deel aan den strijd der Arianen, Monophysieten en Nestorianen, doch de uitbreiding van den Islam bragt haar in 641 onder de heerschappij der Khalifen, zoodat er het Christendom verdween en ook hare welvaart aanmerkelijk verminderde.

In 1040 viel zij in de handen der Seltsjoeken, en de Byzantijnsche stadhouder, die er den vijand verdreef, verklaarde zich aldaar een onafhankelijk gebieder. Daarom viel het gedurende den eersten Kruistogt niet moeijelijk aan Boudewijn, den broeder van Goftfried van Bouillon, zich van Edessa meester te maken en haar tot hoofdstad van een graafschap te verheffen, hetwelk eene halve eeuw weerstand bood aan de aanvallen der Turken, doch in 1144 door deze werd ingenomen, waarna alle kerken in moskeeën zijn veranderd. Eene poging der inwoners (1146), om den Turkschen boei te verbreken, veroorzaakten haren ondergang, want de opstandelingen werden als slaven weggevoerd. Nadat Edessa vervolgens aan verschillende Oostersche beheerschers had toebehoord, viel zij in 1737 voor goed in handen der Turken, waarna zij allengs uit hare puinhoopen verrees. Thans telt zij 40000 inwoners, waaronder zich 5000 Armenische Christenen en 1000 Jacobieten bevinden. Men heeft er merkwaardige overblijfselen der oudheid, alsmede eene aan Abraham gewijde moskee met de reeds vermelde bron.

< >