Durio L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Sterculiaceën; het ontleent zijn naam aan de vruchtstekels (in het Maleisch doeri), onderscheidt zich door een stompen, 5-lobbigen kelk, 5 kortere bloembladen, een groot aantal meeldraden in 5 bundels met gedraaide helmknoppen, een draadvormigen stijl met een ronden stempel, en eene bolvormige, besachtige, weeke, stekelige, 5-hokkige vrucht met 4 of 5 in vruchtmoes gelegene zaden. De eenige soort is D. zibethinus L., die op de eilanden der Indische zee te huis behoort, een boom met gesteelde, afwisselende, aan den voet afgeronde, eirond-langwerpige, gaafrandige, gevind-nervige bladeren, die van boven glanzig, van onderen bruin-aschkleurig zijn, en met tot zijdelingsche tuilen vereenigde bloemen.
De eironde vruchten, digt bezet met pyramidale stekels, worden zoo groot als een menschenhoofd en hebben, als zwavel en allyl bevattende, een reuk, welke naar dien van rottende uijen zweemt, hoewel zelfs de Europeaan zich spoedig daaraan gewent. Het vruchtmoes en de zaden, welke laatste de grootte hebben van duiveneijeren, worden ook wel door menschen genuttigd, doch zijn zeer ongezond. Het hout van dezen boom is zeer hard en levert goede balken en masten.