Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Duchoborzen of Strijders des lichts

betekenis & definitie

Duchoborzen is de naam van een piëtistischen tak der Roskolniken in de Grieksch-Katholieke Kerk in Rusland. Zij komen sterk overeen met de Kwakers, daar zij zich op het inwendig licht des geestes beroepen, dit laatste in overeenstemming zoeken te brengen met den Bijbel, geene waarde hechten aan uitwendige plegtigheden, alleen ouderlingen en verder geene kerkelijke gezagvoerders erkennen, afkeerig zijn van den eed en van de krijgsdienst, alle onderscheid van stand uit den weg zoeken te ruimen, en zich door een eenvoudig, onberispelijk en werkzaam leven onderscheiden. Zij verwerpen het leerstuk der drieëenheid en dat der goddelijkheid van Christus.

Deze secte is meermalen vervolgd, doch Alexander I gaf haar in 1804 verlof, om zich in een district van Taurië te vestigen. In 1841 zijn zij overgebragt naar het district Achalkalaki in Trans-Caucasië waar zij ten getale van 3000 een 7-tal dorpen bevolken, zich vooral met de veeteelt bezig houden en zeer welvarend zijn.

Ducis Ducis (Jean François). Een Fransch tooneeldichter, die onderscheidene drama’s van Shakspere bewerkt heeft, werd geboren te Versailles den 22sten Augustus 1733, gaf op lateren leeftijd gedichten uit en vond eerst bijval, toen hij den „Hamlet” van Shakspere in Frankrijk ten tooneele bragt, hoewel hij het oorspronkelijk stuk geweldig had misvormd en verwaterd. Zijn stijl is wel eens stroef, doch tevens deftig. In 1778 werd hij lid der Académie en vervolgens secretaris bij den graaf van Provence, later koning Lodewijk XVIII. Als een getrouw dienaar der Bourbons legde hij onder Napoleon de betrekking van senator neder, hoewel het daaraan verbondene jaargeld van 40000 francs zijne eenige hulpbron was. Gedurende het eerste Keizerrijk leefde hij onopgemerkt te Versailles. De terugkeer van Lodewijk XVIII was een lichtstraal op het pad van den grijsaard, en hij overleed den 31sten Maart 1816. Op zijne „Oeuvres (1824, 5 dln)” zijn de „Oeuvres posthumes (1826, 2 dln)” gevolgd.

< >