Duckwitz, voormalig Duitsch rijksminister, werd geboren te Bremen den 27sten Januarij 1802. Nadat hij eenige jaren in Engeland en Nederland had doorgebragt, vestigde hij zich in 1829 als koopman in zijne geboortestad en bevorderde er de scheepvaart op de Weser en den aanbouw van stoombooten.
In 1841 werd hij lid van den Senaat te Bremen en door 'zijn invloed werd eene overeenkomst met Hannover gesloten over den aanleg van een spoorweg van Hannover naar Bremen, alsmede tot bevaarbaarmaking van de Weser, enz. In 1847 schreef hij „Der Deutsche Handelsund Schiffahrts-bund”, en op zijn aandringen werd in laatstgenoemd jaar eene Duitsch-Amerikaansche stoombootvaart geopend. In Maart 1848 werd hij naar het Vóór-Parlement afgevaardigd, waar men hem in de commissie van Vijftig koos, doch het lidmaatschap van de Nationale Vergadering wees hij van de hand. In Junij 1848 werd hij door den Senaat te Bremen afgevaardigd naar de vergadering, die te Frankfort aan de Main over de Duitsche handelsbelangen zou beraadslagen, en hij schreef een „Memorandum, die Zoll-und Handelsverfassung Deutschlands betreffend (1848)”. Toen hij op het punt stond om naar Frankfort te reizen, ontving hij zijne benoeming tot Rijksminister voor zaken van koophandel. Hij aanvaardde die betrekking, doch de omstandigheden waren weinig geschikt tot de volvoering zijner plannen.
Toch opende hij den weg tot het bouwen eener Duitsche oorlogsvloot, en schreef daarover de brochure „Uber die Gründung der deutschen Kriegsmarine (1849)”. In Mei 1849 keerde hij naar Bremen terug, werd er weder lid van den Senaat, bevorderde de regeling van de betrekking van Bremen tot het Tolverbond, en zag er zich in 1857 tot burgemeester gekozen. Hij behield dat ambt tot in 1863 en belastte zich toen weder als Senator met het bestuur van de Buitenlandsche Zaken der vrije stad. In 1869 werd hij er tot burgemeester gekozen en was er in dat jaar voorzitter van den Senaat. Ook thans nog (1873) is hij er tevens met de zorg voor de Buitenlandsche aangelegenheden belast.