Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Drusius (Joannes)

betekenis & definitie

Een Nederlandsch godgeleerde, werd geboren te Oudenaarden in Vlaanderen den 28sten Junij 1550. Hij was bestemd voor den geestelijken stand en bezocht de hoogeschool te Leuven.

Zijn vader omhelsde echter de Protestantsche leer en vlugtte voor de vervolgingen van Alva naar Londen. De zoon volgde in alle opzigten dat voorbeeld en zette zijne studiën in Engelands hoofdstad en later te Cambridge voort. Hij legde zich inzonderheid toe op de Oostersche talen, en wel met zoo gelukkig gevolg, dat hij in 1572 zoowel te Cambridge als te Oxford als hoogleeraar beroepen werd. Hij onderwees aan de universiteit te Oxford gedurende 4 jaar het Hebreeuwsch, doch keerde na de Pacificatie van Gent naar zijn vaderland terug en werd in 1577 benoemd tot hoogleeraar in de Oostersche talen aan de académie te Leiden. Vandaar ging hij in 1585 in die betrekking naar Praneker, waar hij den 12den Februarij overleed. Als beoefenaar der Oostersche taal- en letterkunde had hij een Européschen naam, zoodat de Noord-Hollandsche Synode hem tot revisor der aan Marnix opgedragene Bijbelvertaling benoemde, terwijl hij na den dood van laatstgenoemde op last der Algemeene Staten tegen een jaargeld van 400 gulden een commentarius vervaardigde op het Oude Testament, waarvan echter de Bijbelvertalers, door de Dordsche Synode benoemd, geen gebruik gemaakt hebben, omdat Drusius naar hunne meening niet regtzinnig genoeg was.

Wij hebben van dien ijverigen geleerde eene lijst voor ons van niet minder dan 36 Latijnsche geschriften, die van 1581 tot 1636 uitgegeven en in „Johanni Drusii Opera Theologica, exegetica etc. (1622—1636, 10 dln. in 4to)” vereenigd zijn. — Zijn zoon Joannes, geboren te Franeker den 26sten Junij 1588, leerde reeds op zijn vijfde jaar van zijn vader met goed gevolg Latijn en Hebreeuwsch, en daarna Grieksch, Chaldeeuwsch en Syrisch. Op zijn 7de jaar kon hij de Psalmen vertalen en op zijn 12de vervaardigde hij Hebreeuwsche gedichten. Hij schijnt reeds vroeg naar Engeland vertrokken te wezen, daar hij op 17jarigen leeftijd eene Latijnsche redevoering hield voor koning Jacobus I. Hij overleed aldaar 4 jaar later, namelijk in 1609, eenige handschriften nalatende, van welke de „Nomenclator Eliae Levitae” in 1652 is uitgegeven. Zijn vader was met diepen rouw vervuld over het sterven van dien veelbelovenden jongeling.

< >