Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Dorschen

betekenis & definitie

Dorschen noemt men eene bewerking, bij den landbouw in gebruik, om het zaad af te scheiden van het stroo. Dit is van ouds op zeer verschillende wijzen geschied. Het oud-Bijbelsch gebod, om den dorschenden os niet te muilbanden, wijst er ons op, dat men gemeld dier op de schoven liet treden, om die bewerking te volbrengen. Ook nu nog gebeurt zulks op dergelijke wijze door middel van paarden.

Binnen’s huis geschiedt het dorschen op een leemen vloer, de deel of dorschvloer genaamd, en veelal nog door menschenhanden met vlegels. Deze bestaan uit een stok of steel, aan wiens bovenste uiteinde een korte kneppel — de vlegelklopper — van hard hout (veelal esschen) met een sterken band zoodanig is bevestigd, dat hij zich vrij bewegen kan. De schoven worden losgemaakt en over den dorschvloer uitgespreid, en daarop begeven zich een aantal dorschers, met vlegels gewapend, en doen met regelmatigen takt den vlegelklopper door eene op- en neergaande beweging op het graan nederdalen totdat de korrels zich uit de halmen verwijderd hebben. Het koolzaaddorschen geschiedt in de open lucht bij droog weder op een dorschkleed. Weldra verving men intusschen op menige plaats den handenarbeid door eene dorschrol, en langzamerhand kwamen de dorschmachines in gebruik, welke door Andréas Meikle te Tyningham in Schotland uitgevonden, doch later aanmerkelijk verbeterd zijn.

Zijne dorschmachine bestaat uit 2 aanvoerrollen, waardoor het gewas aan eene met uitstekende schenen gewapende en met groote snelheid rondgedreven trom aangeboden wordt. — Eene andere machine, door een Amerikaan uitgedacht, bestaat uit een met pinnen beplanten, zeer snel rondgedraaiden cylinder, die het graan over een hekel haalt. Deze is goedkooper en vereischt minder beweegkracht dan de voorgaande. Zulke machines worden door paarden in beweging gebragt. Zij verschaffen groote voordeelen, daar zij in plaats van een aantal dorschers slechts een inlegger vereischen, het zaad naauwkeuriger van het stroo scheiden, weinig gevaar van brand opleveren en den werkgever minder afhankelijk maken van zijne arbeiders. Men heeft er wel tegen aangevoerd, dat men alzoo den arbeiders het brood ontneemt, doch de landbouwer kan door de hierdoor verworven winst aan zijne arbeiders meer nuttige werkzaamheden laten verrigten, — en ook een ander bezwaar, namelijk dat het stroo teveel gekneusd wordt, is slechts schijnbaar, dewijl het alleen tot sommige doeleinden, bijvoorbeeld tot het dekken van schuren, ongeschikt wordt.

< >