Dioscoreaceën R. Brown is de naam eener plantenfamilie uit de afdeeling der één-zaadlobbigen; zij omvat overblijvende kruiden of heesterachtige slingerplanten met een in den grond verborgen, knolvormigen wortelstok of met een boven den grond zich verheffenden knolvormigen stam. Zij draagt soms verspreide, soms ook nagenoeg tegenoverstaande, gesteelde, enkelvoudige, gave, of handvormig ingesnedene, handnervige of netvormig-geaderde bladeren met bladstelen, die aan den voet 2 klieren of doornen dragen, — voorts kleine, twee-, zelden éénhuizige, in de bladoksels tot aren vereenigde bloemen met een kruidachtig bloemdek.
Het bloemdek is bij de mannelijke bloemen 5-deelig, bij de vrouwelijke in 2 kransen geplaatst. Het mannelijk bloemdek telt 6 meeldraden, waarvan 3 onvruchtbaar zijn, en het vrouwelijk bloemdek is bovenstandig, heeft een 6-deeIigen vorm, meestal klieren in plaats van meeldraden, 3 min of meer vereenigde stijlen, elk door een enkelen of dubbelen stempel gekroond, een driekant en driehokkig vruchtbeginsel met 2 eitjes, aan de binnenhoeken hangend, eene vleezige, 3-kante, 3-hokkige, schotverbrekende doosvrucht of eene door mislukking éénhokkige, naar ééne zijde gevleugelde dopvrucht, of ook wel eene 3- of 1-hokkige bes met platte en dikwijls gevleugelde zaden in een dunnen zaadrok, een vleezig-kraakbeenig kiemwit en eene met het worteltje naar den navel gekeerde kiem. Deze familie telt slechts 4 geslachten, van welke Dioscorea (zie aldaar) de belangrijkste is.