Diebitsj-Sabalkansky (Hans Karl Friedrich Anton von Diebitsj en Narden, graaf), een Russisch veldheer, werd geboren den 13den Mei 1785 op het ridderkasteel Groszleippe in Silézië, bezocht in 1797 de cadettenschool te Berlijn, en trad in 1801 in Russische dienst.
Na te hebben deel genomen aan den veldtogt van 1805, werd hij bij Austerlitz aan de regterhand gewond en na den slag van Friedland tot kapitein bevorderd. Hij gebruikte den wapenstilstand tot 1812, om zich in de krijgswetenschap te oefenen. Toen werd hij als kwartiermeester-generaal geplaatst bij het corps van Wittgenstein en onderscheidde zich bij de verovering van Poloczk, waarna hij tot generaal-majoor bevorderd werd. Weldra trok hij binnen de muren van Berlijn. Na den slag bij Lützen zag hij zich naar Silézië verplaatst bij het corps van Barclay de Tolly, en hij streed bij Dresden, Kulm en Leipzig, waarna de Keizer hem tot luitenantgeneraal benoemde.
Den 22sten Maart 1814 was hij in den krijgsraad een ijverig verdediger van het voorstel om op te rukken naar Parijs. Toen Napoleon van Elba terugkeerde, zond de Keizer hem als chef van den generalen staf naar het eerste armeecorps en riep hem vervolgens als adjudant-generaal weder in zijne nabijheid. In 1822 werd hij chef van den grooten generalen staf, vergezelde den Keizer naar Taganrog en stond er bij zijn sterfbed. Ook Nicolaas vereerde Diebitsj met zijn vertrouwen en nam hem op in den gravenstand. In den oorlog tegen Turkije met het opperbevel belast, sloeg hij den llden Junij 1829 den Groot-Visier bij Koelewtsja en trok over den Balkan, weshalve hij den eeretitel Sabalkansky en den maarschalksstaf ontving.
Den 14den September daaraanvolgende sloot hij den Vrede van Adrianopel. Na het uitbarsten der Poolsche omwenteling werd hij weder aan het hoofd van het Russische leger geplaatst, trok daarmede den 6den Februarij 1831 over de grenzen, maar was ver van voorspoedig. Na den slag bij Ostrolenka verplaatste hij het hoofdkwartier naar Kleczewo bij Poetoelsk, waar hij den 10den Junij 1831 na een aanval van cholera bezweek.
