Deucalion was volgens de fabelleer de vader van Hellen en alzoo de stamvader der Hellenen, de zoon van Prometheus, de kleinzoon van Japetus en de echtgenoot van Pyrrha. Toen Zeus (Jupitér) het geslacht der menschen door een watervloed wilde verdelgen, vervaardigde hij op raad zijns vaders een houten vaartuig, waarmede hij 9 dagen op de golven dobberde en eindelijk op den Parnassus aanlandde.
Hier riep hij met Pyrrha op raad van Themis of van Zeus Phyxios (den vlugt-bevorderenden Jupiter) menschen te voorschijn, zoo dat hij de stamvader werd van een nieuw geslacht. Immers op hunne vraag, hoe zij de aarde weder bevolken zouden, kregen zij ten antwoord, dat zij het gebeente hunner moeder achterwaarts moesten werpen. Nu bleek het, dat met de moeder „de aarde” en met de beenderen „de steenen” werden bedoeld. Zij handelden alzoo, en de door Deucalion achterwaarts geworpen steenen werden mannen, en de door Pyrrha in die rigting weggeslingerde veranderden in vrouwen; —zijne kinderen waren Hellen, Amphictyon en Protogeneia.
