Een verdienstelijk Nederlandsch penningkundige, werd geboren te Harlingen den 4den October 1796, studeerde te Utrecht eerst in de godgeleerdheid en vervolgens in de regten, werd commissaris van policie te Leeuwarden, bekleedde vervolgens regterlijke betrekkingen aldaar en te Sneek, werd in 1838 advocaat bij het Provinciaal Geregtshof van Friesland en eindelijk bij den Hoogen Raad der Nederlanden.
Hij onderscheidde zich door schranderheid en regtschapenheid, was één der stichters van het Friesch Genootschap voor geschied-, oudheid- en taalkunde, en maakte vooral veel werk van de munt- en penningkunde, zooals bleek uit zijne fraaije verzameling, die na zijn dood werd verkocht. In 1842 werd hij ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, en hij overleed den 3den Junij 1857.
