Dahlberg (Erik Jonsson, graaf van), een Zweedsch veldmaarschalk en gouverneur-generaal van Lijfland, geboren te Stokholm den 10den October 1625, werd in 1641 geheim-secretaris van een aanzienlijk ambtenaar, daarna secretaris van den Landdag in Pommeren, en zag zich in 1647 belast met een onderzoek naar al de Zweedsche vestingen in Pommeren, Brandenburg, Mecklenburg, Bremen en Westfalen. Als ingenieur bij het Zweedsche leger bouwde hij vestingwerken te Thorn en onderscheidde zich in den oorlog zoozeer, dat hij weldra bevorderd en in den adelstand opgenomen werd. In 1693 was hij Zweedsch rijksgraaf, veldmaarschalk en gouverneur-generaal van Bremen en Verden, en in 1696 van Lijfland.
In 1700 verdedigde hij Riga tegen de Saksers, nam in 1702, toen Karel XII tegen zijn raad in Polen viel, zijn ontslag, en overleed te Stokholm den 16den Januarij 1703. Men noemt hem den Zweedschen Vauban en Coehoorn. Zijn belangrijkst werk, getiteld: „Suecia antiqua et hodierna (1700, 2 dln)” bevat alleen platen.