Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Daendels

betekenis & definitie

Daendels (Herman Willem), een Nederlandsch generaal, werd geboren te Hattem den 21sten October 1762, studeerde te Harderwijk in de regten, vestigde zich als advocaat in zijne geboortestad, en werd er in 1785 ais schepen voorgedragen, ’t geen echter de goedkeuring van prins Willem V niet verwierf. Nu schaarde hij zich met geestdrift aan de zijde der Patriotten en dreef zijne bemoeijingen zóó ver, dat het Hof van Gelderland hem in 1787 veroordeelde tot de straf, dat hem het zwaard over het hoofd zou worden gezwaaid, en tot verbanning uit dat gewest, — welk vonnis echter door de Staten in eene eeuwige ballingschap veranderd werd. Hij begaf zich naar Frankrijk, waar hij zich op den handel toelegde, doch later dienst nam onder het vreemdelingen-legioen. Onder Dumouriez trok hij naar Nederland, om er een revolutionair bestuur op te rigten, doch bij den Moerdijk moest hij afdeinzen voor de dapperheid van van Boetselaer en van Kinshergen en voor de Oostenrijksche en Pruissische troepen.

Daarna streed hij in West-Vlaanderen tegen zijne landgenooten, die hem te Meenen bijna hadden gevangen genomen. Weldra zag hij zich bevorderd tot brigadegeneraal en rukte onder Pichegru voorwaarts, om ons de Fransche vrijheid te brengen. In April 1794 werkte hij mede tot de verovering van Kortrijk en in Mei daaraanvolgende tot de overwinning der Franschen bij Doornik, Kortrjjk en Ingelmunster. In September hielp hij de Engelschen uit Boxtel verdrijven, drong voortwaarts tot Rosmalen, veroverde de Ortherschans en belegerde het fort Crevecoeur, dat zich na 3 dagen overgaf. Wél werd hij wegens overschrijding zijner bevoegdheid kort daarna met zijn staf op bevel van een Fransch vertegenwoordiger gearresteerd, doch hij bevond zich spoedig weder op vrije voeten, en de felle vorst stelde hem in de gelegenheid, om in December 1794 Zalt-Bommel in te nemen. Eene poging, om zich van den Tieler Waard meester te maken, mislukte, doch in den aanvang van 1795 veroverde hij Heusden na een kort beleg, en in Junij van dat jaar begaf hij zich als luitenant-generaal in dienst der Bataafsche Republiek.

In 1796 had hij het bevel over eene afdeeling van het corps van Beurnonmlle, dat Moreau ter hulp zou snellen, en in 1797 over de troepen, die bestemd waren voor een togt naar Ierland, die echter niet ten uitvoer werd gebragt. Daendels schepte geen behagen in de tijdelijke rust, maar werkte ijverig mede tot de verandering van het bestuur onzer Republiek op den 22sten Januarij 1798, hoewel hij met het nieuwe Bewind zóó weinig was ingenomen, dat dit laatste bevel gaf, om hem in hechtenis te nemen. Daendels ontkwam aan het gevaar door zich naar Frankrijk te begeven, en hier wist hij te bewerken, dat de 5 Directeuren der Bataafsche Republiek door generaal Joubert verdreven of gevangen gezet werden.

Bij de landing der Engelschen in Noord-Holland (1799) heeft Daendels, volgens het algemeen gevoelen, niet veel krijgsbeleid aan den dag gelegd, ja, het verlaten van de Helder, waarvan hij aan Story, den bevelhebber der vloot, geene kennis gaf, zou zelfs oorzaak geweest zijn, dat de Bataafsche oorlogschepen in handen vielen van de Engelschen. Voorts trok hij op eene onberadene wijze achterwaarts, waardoor hij den aanvallers groote voordeelen verschafte. Nadat vervolgens de Fransche generaal Brune het opperbevel had aanvaard, werd aan Daendels het commando opgedragen over den regtervleugel van het Gallo-Bataafsche leger, en hij stond gedurende het gevecht bij Bergen (19 September) met zijne divisie te Oud-Karspel waar hij aanvankelijk bij den hevigen aanval der Engelschen stand hield, doch later aan het wijken werd gebragt. Daarna veroverde hij het dorp Broek op Langendjjk en hernam zijne vorige stelling, waarbij hjj de achtergelatene stukken weder in handen kreeg en een aantal krijgsgevangenen maakte. Na het gevecht bij Castricum (9 October) rukte Daendels uit Purmerend en verdreef de Engelschen uit Hoorn en Medemblik. Voorts versloeg hij den vijand bij Opmeer en deed hem Winkel ontruimen.

Na den Vrede van Amiens legde Daendels zijne betrekking neder, en ontving van het Staatsbewind in December 1802 zijn ontslag. Eerst hield hij zich bezig met de ontginning van heidevelden op de Veluwe, doch weldra stelde hij zich ter beschikking van een vreemden Vorst, bezette in den Pruissischen oorlog als divisie-generaal Oost-Friesland, vestigde zijn hoofdkwartier te Emden, en werd gouverneur-generaal van Munster. Koning Lodewijk benoemde hem in het laatst van 1806 tot kolonel-generaal der cavalerie, schonk hem in 1807 den titel van maarschalk van Holland, versierde hem met het groot-kruis van de orde der Unie, en zond hem met een schier onbeperkt gezag als gouverneur-generaal naar Neêrlandsch-Indië. Hier heeft hij de hatelijke aristocratie van het oude Compagnie-bewind geknakt, een uitmuntenden weg aangelegd over de geheele lengte van Java, onderscheidene punten versterkt, vele baaijen in havens herschapen, en het rijk Bantam aan het Nederlandsch bestuur onderworpen. Al dat goede zou intusschen hooger lof verdienen, indien hij geene willekeurige en barbaarsche maatregelen had aangewend, om het tot stand te brengen.

In 1811, nadat Daendels er 3 jaar als landvoogd was werkzaam geweest, riep Napoleon I hem terug, benoemde hem tot groot-officier van het Legioen van Eer en belastte hem ter gelegenheid van den togt naar Rusland met het bevel over de 26ste divisie, behoorende tot het corps van Victor. Hiermede beschermde hij den 28sten November 1813 de bruggen over de Beresina, terwijl hij aan de overmagtige Russen het hoofd bood. Later was hij bevelhebber van de Poolsche vesting Mohilew die weldra door de Russen onder Paskewitsj belegerd werd. Hij gaf haar eerst over, toen alle verdedigingsmiddelen waren uitgeput, en keerde naar het Vaderland terug, waar hij den Souvereinen Vorst zijne diensten aanbood. Aanvankelijk werden dezen niet aangenomen, doch later bekleedde men hem met het algemeen bestuur over de Nederlandsche bezittingen op de Kust van Guinéa.

In 1816 vertrok hij derwaarts en spande er zijne krachten in tot verbetering van den verwaarloosden toestand. Hjj schafte den slavenhandel af, bragt de inlandsche volkeren tot rust en maakte alles in gereedheid voor de cultuur van koffij, rijst, suiker, indigo en cacao. Welligt zou hij er door zijne onbezwekene volharding iets goeds hebben tot stand gebragt, indien het hem vergund ware geweest, op den gelegden grondslag voort te bouwen. Immers zelfs zijn sterk gestel was niet bestand tegen het vreeselijk klimaat dier gewesten, zoodat hij reeds op den 2den Mei 1818 bezweek. Hij schreef: „Daendels, generaal-majoor bij de Fransche armée aan zijne Geldersche en Overijsselsche landgenooten (1794)”, — „Rapport des opérations de la division du lieutenant-général Daendels depuis le 22 Août jusqu’à la capitulation de l’armée Anglaise et Russe le 18 Octobre 1799 (1808)”, en „Memorie over den staat der Nederlandsche Oost-Indische bezittingen in de jaren 1808—1811 (1814, 4 dln folio)”.