Curtenius (Petrus), een Nederlandsch godgeleerde, was geboren den 7den December 1716, studeerde te Leiden, werd in 1739 proponent en kort daarna predikant te Durgerdam. Achtereenvolgens stond hij in die betrekking te Deventer en te Gouda, en zag zich in 1754 benoemd tot hoogleeraar aan het Athenaeum te Amsterdam. Hier was hij 35 jaar werkzaam, en hij overleed op zijn buitenverblijf te Loenen den 3den Augustus 1789.
Zijn huiselijk leven was niet gelukkig, daar zijne echtgenoote Katrijna Cloppenhurg het hem zoo lastig maakte, dat hij haar met voorkennis der regéring uit zijne woning verwijderen moest. Hij wordt geroemd als een helderdenkend en welsprekend godgeleerde, die zich door vele Christelijke deugden onderscheidde. Hij schreef: „Moses Testament en liet, zegen, dood en begrafenis enz. (1754— 1762, 4 dln)”, — „Over de zwaarste plaatsen uit de Brieven van Paulus (1762, 2 dln)”, — „Leerredenen over den Heidelbergschen Catechismus (1790—1792, 4 dln)”.