Côte d’or is een der oostelijke departementen van Frankrijk ; het grenst ten noorden aan Aube en Haute Marne, ten oosten aan Haute Saône en Jura ten westen aan Nièvre en Yonne en ten zuiden aan Saône-Loire, en bestaat uit de voormalige Bourgondische landschappen Auxois, Auxonais, Beaunais, Dijonais, Lonois, La Montagne en Nuilon. Het telt op 139 geogr. mijlen bijna 400000 inwoners. De nog al hoog gelegen bodem draagt er eene even zoo genoemde bergketen met den Tasselot (600 Ned. el hoog), den Mont Maresol (500 Ned. el hoog) enz., en hij wordt besproeid door de Ourse, den bovenloop der Seine, de Armançon, het kanaal van Bonrgondië, en de Saône met de Tille en Ouche. Het klimaat is er gematigd, de lucht zuiver en gezond, en de bevolking houdt er zich hoofdzakelijk bezig met landbouw en fabriek-arbeid.
Inzonderheid bloeit er de wijnbouw, en wel in het bijzonder aan de oostelijke zijde der Juraketen; hier zijn de heuvelhellingen met kostbare wijngaarden bedekt, die de geurige Côtewijnen opleveren. Verder westwaarts groeit veel graan, ooft, hennep enz., en men heeft er uitmuntende weilanden. De bodem is er voorzien van steenkolen, ijzer, marmer, lithographischen steen, graniet enz., en men vindt er op onderscheidene plaatsen warme, zoute en minerale bronnen. De nijverheid bepaalt er zich hoofdzakelijk tot het winnen en verwerken van ijzer en staal. Het departement is verdeeld in 4 arrondissementen, en zijne hoofdstad is Dijon.
