Corssen (Wilhelm Paul), een uitstekend Duitsch taal- en oudheidkundige, werd geboren te Bremen den 20sten Januarij 1820. Hij studeerde te Berlijn in de letteren, verwierf in een prijskamp door zijn geschrift „Origines poesis Romanae (1844)” de overwinning, werd daarna geplaatst aan het gymnasium te Stettin en in 1846 aan de rijksschool te Pforta, waar hij 20 jaar eerst als adjunct en vervolgens als hoogleeraar werkzaam was. In 1866 legde hij zijne betrekking neder en vestigde zich te Berlijn.
Zijne belangrijkste werken zijn„Ueber Aussprache, Vocalismus und Betonung der lateinischen Sprache (1858—1859, 2de uitgave 1868—1869)”, bekroond door de Académie van Wetenschappen te Berlijn, en „Kritische Beiträge zur lateinischen Formenlehre (1863)” met de daarop gevolgde „Nachträge (1864)”. Voorts schreef hij „De Volscorum lingua (1858)”, alsmede over oudheden en oude opschriften. In 1870 ondernam hij eene reis naar Italië, om er zich bekend te maken met de gedenkteekenen der Etruscers en vooral met de opschriften in de taal van dat volk,