Constituérende vergadering of grondwetgevende vergadering noemt men eene zoodanige die de grondslagen vaststelt van den Staat, — ’t geen slechts daar geschieden kan, waar een nieuwe Staat gesticht, of eene geheel en al onbruikbare grondwet door eene andere vervangen moet worden. Het eerste geval kwam voor in Noord-Amerika, nadat het zich van Engeland, en in België, nadat het zich van het Koningrijk der Nederlanden had losgerukt, — en het tweede ten tijde der groote Fransche revolutie, daar de voormalige magten, tot het Koningschap toe, magteloos waren geworden; voorts in Frankrijk in 1830 na het verjagen der Bourbons, in 1848 na het omvèrwerpen van den troon van Orléans, en een paar jaar geleden na den val van Napoleon III. Ook het Engelsche Parlement, dat in 1689, na het verwijderen van Jacobus II, Willem III en Maria op den troon plaatste en tevens in de „Declaration of rights” de regten en vrijheden des volks vaststelde, bekleedde zich met het gezag van eene constituérende vergadering.
In Noorwegen, Spanje, Portugal enz. zijn ten gevolge van omwentelingen meermalen constituérende vergaderingen zamengeroepen. In Duitschland zou men aan het Parlement te Frankfort in 1848 dien naam kunnen geven, doch hare zamenkomst heeft voor het Duitsche staatsbestuur geene vruchten gedragen. In ons Vaderland is na de omwenteling van 1795 eene constituérende vergadering te ’s Hage zamengeroepen, om er de grondwet vast te stellen voor de Bataafsche Republiek, terwijl ook de Dubbele kamer, in 1848 tot herziening der Grondwet benoemd, als zoodanig kan worden beschouwd.