Constanz of Kostnitz, eene stad in het Badensche meerdistrict, ligt aan den linkeroever van de Rijn, ter plaatse waar deze de Bodensee verlaat, op eene landtong tusschen de Bodensee en de Untersee, is door hooge muren omgeven, en heeft 3 voorsteden, namelijk Petershausen (Peterlingen) op den regteroever der rivier en door eene brug met de stad verbonden, Kreuslingen ten zuiden op Zwitsersch grondgebied, en Paradies met vele tuinen ten westen. De eigenlijke stad is klein, en van hare 5 kerken is vooral de hoofdkerk wegens hare hooge zuilen, haar snijwerk en verdere sieraden en hare krypt merkwaardig. De meeste zittingen van het beroemde Concilie zijn daar gehouden. Voorts heeft men er een fraai antiek raadhuis alsmede onderscheidene gebouwen, waaraan herinneringen omtrent Husz verbonden zijn.
Er bestaat een lyceum met eene rijke bibliotheek, eene verzameling voor natuurlijke historie, meer dan ééne school van middelbaar onderwijs, een klooster met een opvoedingsgesticht, eene haven met een vuurtoren enz. Er zijn ruim 8000 inwoners, die hun bestaan vinden in onderscheidene fabrieken en in een levendigen handel. — Men verhaalt, dat de stad gesticht is door Constantius Chlorus in het jaar 378 na Chr., doch reeds in de 5de eeuw door de Alemannen en Hunnen werd verwoest. Eerst in 570 vindt men haar weder vermeld, het bisdom, waarvan zij toen de hoofdplaats werd, had eene aanmerkelijke uitgestrektheid. Zij was aanvankelijk aan hertogen en graven onderworpen , doch langzamerhand geraakte het gezag in de handen der bisschoppen. Reeds vroeg was zij beroemd om hare linnenweverij, maar in de 15de eeuw, toen zij volgens de berigten 40000 inwoners telde, bereikte zij het toppunt van haren glans gedurende de hooge kerkvergadering, die er van 1414 tot 1418 gehouden werd. Dit Concilie, vooral tegen den Hervormer Husz belegd, werd bijgewoond door den Keizer, door bijna alle Keurvorsten, door de rijksvorsten, door vele adellijke personen en door de gezanten van alle R. Katholieke Koningen, alsook uit Griekenland en Rusland, — voorts door paus Johannes XXIII en de legaten der 2 tegenpausen, door 3 patriarchen, 33 cardinalen, 47 aartsbisschoppen, 145 bisschoppen, 124 abten, 1800 priesters, 750 doctoren en vele monniken. Voorts verhaalt men, dat er 150000 menschen met 30000 paarden waren zamengevloeid. De 3 Pausen werden afgezet en Martinus V in hunne plaats gekozen, terwijl Johannes Husz en Hiërónymus van Praag (zie onder die namen) er veroordeeld en verbrand werden, — de eerste op den 6den Julij 1415 en de tweede op den 30sten Mei 1416.
Daarenboven wilde de Keizer de geheele Kerk hervormen, doch naauwelijks droeg de nieuwe Paus de driedubbele kroon, of hij ontbond het Concilie met de belofte, dat hij met ieder volk in het bijzonder over de bestaande misbruiken en gebreken zou onderhandelen. De Keizer liet in de stad groote schulden achter. Een opstand, in 1511 onder de burgers uitbarstende, omdat de gemeenteraad zich bij het Zwitsersch Verbond wilde aansluiten, werd door keizer Maximïliaan gedempt. Na de invoering der Hervorming (1520) verliet het geheele domkapittel de stad en verhuisde naar Rudolfszell. Constanz voegde zich nu bij het Schmalkaldisch Verbond, en toen de stad, na de ontbinding daarvan, het „Interim” niet wilde aannemen, werd zij, hoewel te vergeefs, door de Keizerlijke troepen onder Alfonsus Vives belegerd.
Toen ontnam de Keizer haar de privilegiën als rijksstad en schonk haar in 1549 aan zijn broeder Ferdinand, waardoor zij aan Oostenrijk verviel. In 1633 werd zij door de Zweden belegerd, en toen de Franschen in 1677 de Breisgau bemagtigd hadden, werd de universiteit van Freiburg tot aan den Vrede van Rijswijk derwaarts verplaatst. In 1802 werd het bisdom opgeheven en zijn grondgebied — in 1805 ook de stad —aan Baden toegevoegd. Haar welvaart was inmiddels aanmerkelijk afgenomen en het aantal harer inwoners tot ruim 4000 gedaald. Gedurende den loop dezer eeuw heeft zij zich echter, vooral wegens hare uitstekende ligging, aanmerkelijk ontwikkeld.