Conscience (Henri), een uitstekend Belgisch romanschrijver en een van de grondleggers der Vlaamsche letterkunde, werd geboren te Antwerpen den 3den December 1812, vormde zich door het lezen van allerlei boeken, trad in 1830 als vrijwilliger in dienst en klom op tot den rang van sergeant-majoor. Toen hij vervolgens tot het burgerlijk leven terugkeerde, nam hij ijverig deel aan de Vlaamsche beweging en boeide weldra de aandacht van het publiek door zijne keurige tafereelen. Ontmoedigd door vele vruchtelooze pogingen om op andere wijze in zijn onderhoud te voorzien, schreef hij den roman „In het wonderjaer 1566 (1837)”, die met veel bijval ontvangen werd. De schilder Wappers stelde hem voor aan den Koning, en door dezen ondersteund gaf hij zijne „Phantasia (1837)” in het licht, een bundel verhalen, die getuigenis geven van zijn toenemend meesterschap over de taal.
Daarna behaalde hij grooten roem met „De Leeuw van Vlaenderen (1838, 3 dln)”. Nadat hij korten tijd eene betrekking had bekleed bij het Provinciaal archief, werd hij griffier bij de Académie van Beeldende Kunsten te Antwerpen, in 1845 eershalve agrégé der universiteit te Gent, in 1847 leeraar in de Vlaamsche taal bij de Koninklijke prinsen, en in 1857 commissaris in het arrondissement Kortrijk. Van zijne talrijke geschriften noemen wij de geschiedkundige romans: „Geschiedenis van graaf Hugo van Craenhove (1845)”, — „Jacob van Artevelde (1849)”, — „De Boerenkrijg (1853)”, — „Hlodwig en Clotildis (1854)”, — „Batavia (1868)”, — en „Simon Turchi (1859)”, die zich vooral door frischheid en eenvoudigheid onderscheiden. Veel fraaijer nog zijn de novellen: „Siska van Rosemael”, — „Wat eene moeder lijden kan”, — en „Hoe men schilder wordt”, terwijl vele andere met groote toejuiching werden begroet, zooals: „Lambrecht Hensmans (1846)”, — „De Loteling (1850)”, — „Baes Ganzendonck (1850)”, — „De blinde Rosa (1851)”, — „De arme edelman (1851)”, — „De jonge Doctor (1860)”, — „Moederliefde (1862)”, — „De baanwachter (1872)” enz. Uit al deze verhalen, aan het dagelijksch leven ontleend en tintelend van gevoel en vernufd, blijkt ten volle, dat hij onder de volksnovellisten van onzen tijd de eerste plaats bekleedt. Daarenboven schreef hij eene geïllustreerde „Geschiedenis van België (1845)”, een uitstekend volksboek, dat echter als geschiedwerk geene hooge waarde bezit.