Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Clarendon

betekenis & definitie

Clarendon. Onder dezen naam vermelden wij:

Edward Hyde, graaf van Clarendon, grootkanselier van Engeland. Hij werd geboren in 1608 te Dinton in Wiltshire, studeerde te Oxford in de regten, verwierf in het lange parlement onder Karel I het vertrouwen van zijne medeleden, schaarde zich bij het uitbarsten van den burgeroorlog onder de vaan des Konings, werd benoemd tot kanselier der schatkamer en tot lid van den geheimen raad en vergezelde in 1644 prins Karel — later koning Karel II — naar Jersey, waar hij 2 jaar vertoefde en onderscheidene geschriften opstelde, die hij in naam des Konings tegen het Parlement uitgaf. Na den dood van Karel I werd hij door den Prins naar Frankrijk geroepen en met eene zending naar Madrid belast, om aldaar hulp te verkrijgen, ging vervolgens naar Parijs, om de Koningin-moeder met den hertog van York te verzoenen, en begaf zich toen naar ’s Hage, waar Karel II hem tot groot-kanselier van Engeland benoemde. Na den dood van Cromwell bragt hij de onderhandelingen omtrent de troonsbeklimming van Karel II tot een goed einde. In 1660 werd hij kanselier der universiteit te Oxford, en in 1661 pair, baron Hyde, viscount van Cornbury en graaf van Clarendon. Hij krenkte velen door zijne verregaande onverdraagzaamheid in zaken van godsdienst, door den afstand van Duinkerken aan Frankrijk en door aan het Parlement het regt te betwisten, om zich in te laten met de praerogatieven der kroon, en haalde zich ook het misnoegen des Konings op den hals door deze met zedepreêken lastig te vallen. Andere omstandigheden werkten mede om het algemeen misnoegen te vermeerderen, en weldra werd hij van zijne ambten en bedieningen ontzet, van hoogverraad beschuldigd en uit Engeland gebannen.

Wèl zond hij een geschrift ter zijner regtvaardiging, doch de beide Huizen namen het besluit, om het door beulshanden te laten verbranden. De haat des volks vervolgde hem zelfs op het vaste land, en met moeite werd hij te Evreux aan de mishandeling van Engelsche matrozen ontrukt. Hij hield bij afwisseling zijn verblijf te Montpellier, Moulins en Rouen, alwaar hij in December 1674 overleed. Later werd zijn stoffelijk overschot in de Westminster-abtdij bijgezet. Tot zijne geschriften behoren: „History of the rebellion and civil wars in England (1702, 3 dln, 1807, 6 dln, en 1826)”, — „History of the civil war in Ireland (1721)”, — „Clarendon’s State paper (1767—1786)” — en „The life of Edward, earl of Clarendon (1761, 3 dln)”. — Zijne dochter Anna Hyde huwde in 1654 in het geheim met ’s Konings broeder, den hertog van York, die later als Jacobus II den troon beklom. Het huwelijk werd intusschen door den regérenden vorst erkend, en twee dochters, uit dien echt gesproten, Anna en Maria werden later koninginnen van Engeland.

George William Frederick Villiers, graaf van Clarendon, een uitstekend Engelsch staatsman. Hij was een kleinzoon van Thomas Villiers, en deze een zoon van den graaf van Jersey, die in 1752 in het huwelijk trad met de erfgename van den laatsten graaf van Clarendon uit de familie Hyde, weshalve hij in 1756 tot baron Hyde en in 1776 tot graaf van Clarendon verheven werd. George William Frederick aanschouwde het levenslicht op den 12den Januarij 1800, studeerde te Cambridge en te Oxford en werd in 1833 benoemd tot gezant te Madrid, waar hij het verleenen eener constitutie bevorderde, en een verdrag sloot tot afschaffing van den slavenhandel. In 1838 bezorgde hem het overlijden van een kinderloozen oom den titel van lord Clarendon; hij keerde naar Engeland terug, nam er zitting in het Hoogerhuis en openbaarde bij het verdedigen van Engelands politiek in Spanje een groot talent als redenaar. In 1834 werd hij groot-zegelbewaarder en in 1840 kanselier van het hertogdom Lancaster. Na de ontbinding van het Whig-ministérie (September 1841) werd Clarendon een ijverig lid der oppositie, doch ondersteunde de handelspolitiek van Peel en later in 1846 diens voorstel tot opheffing der graanwet. Nog in hetzelfde jaar kwamen de Whigs weder aan het bewind, en Clarendon werd eerst voorzitter van den Board of trade en in 1847 onderkoning van Ierland. Hij bekleedde deze betrekking tot in 1852 en legde in dat tijdperk, bij hongersnood en oproerigheid, eene gematigdheid en regtvaardigheid aan den dag, waardoor hij de algemeene achting verwierf.

Het ministerie Derby riep hem terug, doch reeds den 28sten December 1852 werd hij benoemd tot minister van Buitenlandsche Zaken in het kabinet Aberdeen-Russell. In die betrekking nam hij deel aan de onderhandelingen vóór het uitbarsten van den oorlog met Rusland en aan het sluiten van onderscheidene tractaten en behield ook onder Palmerston zijne portefeuille, doch na het aftreden van dezen (1858) keerde ook Clarendon tot het ambteloos leven terug. In het nieuwe kabinet Palmerston (1859) werd hij niet opgenomen, en eerst in 1864 verkreeg hij als kanselier van het hertogdom Lancaster wederom zitting in den ministerraad. Kort daarna werd hij belast met eene geheime zending naar Napoleon III, nam deel aan de conferentie te Londen over den Duitsch-Deenschen oorlog, en werd in 1865 wederom minister van Buitenlandsche Zaken, doch reeds in het volgende jaar legde hij die betrekking neder. Na den val van het ministérie d'Israéli (1868) werd hij trouwens in het ministérie Gladstone weder met zijn voormalige betrekking bekleed. Hij zocht met Pruissen en Frankrijk onderhandelingen aan te knoopen tot vermindering van het staande leger, en beijverde zich vooral, om eenige Engelsche reizigers te bevrijden, die in Griekenland bij Marathon waren gevangen genomen. Dat hij hierin niet slaagde, griefde hem zeer, en hij overleed plotselijk den 27sten Junij 1870. —Zijn oudste zoon Eduard Hyde, lord Hyde, geboren den 4den Februarij 1846 volgde hem op in de grafelijke waardigheid. — In de nabijheid van Salisbury vindt men de bouwvallen van het Koninklijk kasteel Clarendon-Castle, waar Hendrik II in 1164 de groote rijksvergadering hield van baronnen en praelaten, waarop de „Constitutions of Clarendon” werden vastgesteld.

< >