Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Chateaubriand

betekenis & definitie

(François Auguste, vicomte de) Chateaubriand een beroemd Fransch schrijver en staatsman, geboren te St. Malo den 4den September 1769, bezocht de school te Rennes en trad in 1786 als onderofficier in dienst, doch was reeds in 1787 opgeklommen tot kapitein. Als een bewonderaar van den Amerikaanschen vrijheidsoorlog begaf hij zich in 1790 naar de Nieuwe Wereld, doch keerde na de inhechtenisneming van Lodewijk XVI terug, om onder de vanen der Koningsgezinden te strijden.

Bij de belegering van Thionville (1792) werd hij gewond, en hij ging naar Engeland, om er door vertaalwerk en onderwijs in zijn onderhoud te voorzien. Hier schreef hij voorts „Essai sur les révolutions anciennes et modernes (1797, 2 dln)”, waarin zijne koningsgezinde neigingen en vrijzinnige gevoelens met elkander vermengd zijn. Na den 18den Brumaire keerde hij naar Frankrijk terug, en werd er medewerker aan den „Mercure de France”, waarin zijn „Attala” verscheen. Hierop volgde zijn „Génie du Christianisme”, waarna Napoleon hem tot secretaris van legatie te Rome en vervolgens tot Fransch gevolmagtigde bjj de republiek Wallis benoemde. Na het ter dood brengen van den hertog van Enghien (1804) nam hij echter zijn ontslag, wees alle aanbiedingen des Keizers van de hand en deed in 1806 eene reis naar Jérusalem. In 1814 bij den intogt der geallieerden in Parijs zond hij een vlugschrift in liet licht, getiteld „De Bonaparte et des Bourbons”, hetwelk veel opzien baarde. Bij den terugkeer van Napoleon volgde hij Lodewijk XVIII naar Gent en kwam na den slag bij Waterloo met dezen weder te Parijs. Hij werd minister van Staat en Pair en betoonde zich een ijverig legitimist, doch toen hij in zijn geschrift „De la monarchie selon la charte” eenige vrijzinnige denkbeelden opperde, viel hij bij den Koning in ongenade.

Nu schaarde hij zich met omzigtigheid aan de zijde der oppositie zonder eene verzoening onmogelijk te maken. Weldra genoot hij dan ook weder de gunst van het Hof en zag zich achtereenvolgens benoemd (1822) tot buitengewoon gezant te Londen, tot gevolmagtigde bij het Congrès van Verona en tot minister van Buitenlandsche Zaken. In 1824 ontving hij zijn ontslag en werd één der ijverigste medewerkers van het „Journal des Débats”; doch onder het ministerie Martignac verzoende hij zich weder met de regéring en ging als gezant naar Rome, maar legde zijne betrekking neder, toen Polignac de teugels van het bewind in handen kreeg. Na de Julij-dagen bepleitte hij in de Kamer der Pairs de regten van den hertog van Bordeaux op den troon, weigerde den eed van trouw aan Lodewijk Philips en nam tot leus de door hem tot de hertogin van Berri gerigte woorden „Madame, votre fils est mon roi (Mevrouw, uw zoon is mijn koning)”. Hij overleed den 4den julij 1848, en zijn stoffelijk overschot werd op het kleine rots-eiland Grand-Bey niet ver van St. Malo ter aarde besteld. Na zijn dood verschenen zijne „Mémoires d’outre-tombe (1849—1850,12 dln)”. Hij schreef voorts: „Les martyrs, ou le triomphe de la religion chrétienne”, — „Itinéraire de Paris à Jérusalem et de Jérusalem à Paris”, — „Réflexions politiques sur quelques écrits du jour et sur les intérêts de tous les Français”, — „Remarques sur les affaires du moment”, — „Le Roi est mort, vive le Roi!” — „Note sur la Grèce”, — „De la restauration et de la monarchie élective”, — „Le dernier des Abencerrages”, enz. Zijne gezamenlijke werken zijn bij herhaling (het laatst in 1859—1860 door Sainte Berne in 12 dln) uitgegeven. Hij was een geniaal schrijver, die zich onderscheidde door een hoogst bevalligen en dichterlijken stijl en mede aan het hoofd der Romantische school stond. Op het gebied van godsdienst en politiek stelde hij zich Kerk en Staat gaarne voor in het dichterlijk waas der middeleeuwen, en het scheen, dat de werkelijkheid niet krachtig genoeg tot hem sprak, om hem aan zijne droomen te ontrukken.

< >