Ceséna, eene stad in de Italiaansche provincie Ferrare (te voren in de Pauselijke delegatie Forli), aan de Savio en aan den voet van den Colle Garampi, is de zetel van een bisschop, onregelmatig gebouwd, maar in het bezit van vele fraaije gebouwen en belangrijke kunstwerken.
Hiertoe behoort de „Bibliotheca Malatestiana” in het Minorieten-klooster met vele handschriften, een groot stadhuis op de sierlijke markt, eene fraaije fontein en een kolossaal standbeeld van Pius VII, die aldaar geboren werd en er een gesticht van weldadigheid deed verrijzen.
Het aantal inwoners is omstreeks 35000; deze zijn bekend wegens hunne opgeruimdheid en houden zich vooral bezig met den wijn-, hennep- en groente-bouw, de zijdeteelt en de zwavelbereiding. Niet ver van de stad, op een berg, verheft zich de fraaije kerk Santa Maria del Monte. — De Ouden noemden deze stad Caeséna, in de middeleeuwen behoorde zij tot Bologna, en was in den aanvang der 13de eeuw eerst aan Maghinardo de Sesanna en daarna aan het geslacht Malatesta onderworpen.
Toen verviel zij door erfstelling aan den Heiligen Stoel, en Alexander VI schonk haar aan zijn zoon Cesare Borgia, na wiens overlijden zij wederom bij den Kerkelijken Staat werd gevoegd. In hare nabijheid werden den 30sten Maart 1815 de Oostenrijkers door Murat geslagen, en den 20sten Junij 1832 was zij ter prooi aan de wreedheden der Pauselijke troepen, die onder aanvoering van Barbiéri de opstandelingen hadden overwonnen.
