Canton, eigenlijk Kwangtong of Kwang-tong-tsjeu-foe, de hoofdstad van eene evenzoo genoemde Chinésche provincie, welke op 3738 □ geogr. mijl bijna 30 millioen inwoners telt, ligt ongeveer 20 geogr. mijlen van zee op den noordelijken oever van de Tsjte-Kiang (Parelrivier) of Rivier van Canton, die aldaar uit de vereeniging van de Si- Pe- en Toeng-Kiang ontstaat en er een boezem vormt met honderde eilanden, van welke Hongkong en Hiang-sjan met Macao, alsmede de straat Bocca Tigris algemeen bekend zijn. Het eigenlijke Canton vormt een onregelmatigen vierhoek, omgeven door een zwaren muur, en is door een dwarsmuur in twee deelen gesplitst, namelijk de noordelijke Oudstad of Tartarenstad en de zuidelijke Nieuwstad of Chinézen-stad. Er zijn in den buitenmuur 15 en in den binnenmuur 4 poorten. De stad is van kanalen doorsneden en door groote voorsteden, alsmede door eene water-voorstad — bestaande uit bewoonde vaartuigen, ten getale van 84000 met 300000 bewoners — omgeven.
Men schat de geheele bevolking op 1 millioen zielen. De Oudstad is de zetel van den opperbevelhebber der troepen, doch weinig bebouwd, zoodat er eene groote ruimte door tuinen en vijvers wordt ingenomen. In de beter bebouwde Nieuwstad, waar de stadhouder en de commissaris van inkomende regten gevestigd zijn, vindt men vele scholen, tempels, fraaije winkels, paleizen en aangename wandelplaatsen. De straten zijn er regt, maar meestal kort en smal, nog geen 3 Ned. el breed, goed geplaveid, vrij zindelijk en hier en daar met triomfbogen ter gedachtenis van edele daden en verhevene deugden versierd. De stad en de voorsteden worden door eene uitmuntende waterleiding van goed bronwater voorzien. De huizen zijn er veelal klein, van gebakken steen opgetrokken en van bovenverdieping verstoken, en de hutten der behoeftigen van leem. Er is dikwijls brand, doch de brandweer is er uitmuntend ingerigt. De openbare gebouwen onderscheiden er zich meer door omvang dan door pracht.
De straten worden er des avonds door slagboomen afgesloten, en in de voornaamste straten vindt men reeksen van winkels, met voortbrengselen der Chinésche nijverheid voorzien. Men heeft in Canton 50000 lakenwevers, 17000 zijdewevers en 4000 schoenmakers, en het aantal gilden bedraagt er 150. De markten zijn er van allerlei levensmiddelen overvloedig voorzien, behalve van melk, boter en kaas. Hoewel de stad op dezelfde breedte ligt als Calcutta en Havana — nabij den keerkring — is het klimaat er veel gematigder. Men vindt er 120 tempels met 2000 priesters en nonnen, en in de Oudstad heeft men eene Mohammedaansche moskee, benevens 2 zeer oude pagoden van 5 en 9 verdiepingen. Er zijn 4 hoogescholen, van welke 3 ieder 200 studenten tellen, een vondelingshuis voor 200 kinderen, een algemeen ziekenhuis, en 4 provinciale gevangenissen.
Tot aan den jongsten tijd toe was Canton de eenige stapelplaats van den buitenlandschen handel in China, en de ligging der stad is trouwens daarvoor ongemeen gunstig. Intusschen werd zij door de Chinésche regering tot dat einde gekozen, dewijl zij zich op verren afstand van Peking bevindt, opdat alzoo de hoofdstad bewaard mogt blijven voor elken Enropéschen invloed. De veilige haven bij Canton verschaft eene geschikte ankerplaats, doch zij was te voren uitsluitend bestemd voor Chinésche jonken, terwijl de buitenlandsche schepen bij het eiland Whampoa — 2½ geogr. mijl van de stad — ten anker gingen en vandaar de lading met ligters naar de stad bezorgden. De 13 factorijen of magazijnen voor buitenlandschen handel, welke in 1856 verwoest zijn, lagen in eene zuidwestelijke voorstad, niet ver van de rivier, en vormden eene reeks van aanzienlijke gebouwen, met de vlaggen van verschillende natiën versierd. Ook thans behooren in die voorstad twee straten tot de aanzienlijkste van Canton en bevatten hoofdzakelijk winkels met Europésche waren.
Op het daartegenover gelegen eiland Honan heeft men eene rij Europésche magazijnen, waarvan zich de Engelsche troepen in 1857 als kazernen bedienden. Intusschen is in Canton sedert de opkomst van Sjang-hai do handel aanmerkelijk verminderd. De omzet, die er vroeger op 20 millioen sterling werd geschat, is er niet half zoo groot meer. Tot de uitvoer-artikelen behooren er vooral thee, ruwe zijde, zijden stoffen, porselein, matten, soja, lakwerk, ivoor enz., terwijl er hoofdzakelijk katoenen stoffen, ijzer- en staalwaren en opium worden ingevoerd.