Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Canons

betekenis & definitie

Canons noemt men in Spaansch Amerika en in het westen der Vereenigde Staten diep in den bodem ingesnedene rivier-beddingen met nagenoeg loodregte oevers, die zich wel eens ter hoogte van onderscheidene honderde Ned. el verheffen. Men heeft er ook in de Oude wereld in de gedaante van rotskloven, zooals in het Jura-gebergte, en zelfs op bergvlakten enz., maar nergens zijn zij zoo grootsch als bij de westelijke Colorado en hare bronrivieren op de hoogvlakte tusschen het Rotsgebergte en de Sièrra Nevada. De Groote Canon der Colorado heeft volgens Powell, die haar in 1869 bezocht, eene lengte van 238 Engelsche mijl en eene diepte van 800 tot 1300 Ned. el, en er zijn daarenboven nog een aantal andere canons van nagenoeg gelijke diepte. Op de Green-river, de noordelijke bronrivier der Colorado, trok Powell door eene reeks van canons ter lengte van 190 Engelsche mijl en beneden het vereenigingspunt van deze met de hoofdrivier door eene andere ter lengte van 256 Engelsche mijl, voordat hij den Grooten Canon bereikte.

Hier en daar zijn nabij elkaar gelegen canons enkel gescheiden door een betrekkelijk smallen loodregten rotsmuur ter hoogte van 1000 Ned. el. Die oeverwanden bestaan bij de Colorado uit zandsteen, waaruit hier en daar marmer en graniet te voorschijn treden. De voorwaarden voor de vorming van zulke canons zijn volgens Bell (New tracks of North America, 1869) een droog klimaat zonder aanmerkelijke regenvlagen, de aanwezigheid van stroomende rivieren, die door een droogen bodem kronkelen, rotslagen, die ligt voor de werking van het water bezwijken, en eene voldoende helling van den grond, om een krachtigen stroom te veroorzaken. — De landen, waar zich canons bevinden, zijn in den regel onvruchtbaar, daar het water der diepe beddingen geenerlei verkwikking bezorgt aan de gewassen der oppervlakte.

< >