Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Camera obscura

betekenis & definitie

Een natuurkundige, Giambattista della Porta genaamd en tegen het einde der 16de eeuw te Napels levende, beschrijft in zijne „Magia naturalis (Natuurlijke tooverkunst)” eene proeve, waarbij wij onderstellen mogen, dat hij gewag maakt van de „camera obscura” in den eenvoudigsten vorm.

Wanneer men in het venster van eene donkere kamer eene uiterst kleine opening aanbrengt, dan ziet men op een daarachter geplaatst wit scherm de afbeeldingen van alle voorwerpen, vanwelke lichtstralen de opening kunnen bereiken, — alle in hunne natuurlijke kleuren, te grooter naarmate het scherm verder van de opening verwijderd, en te scherper naarmate deze kleiner is.

De oorzaak van dit verschijnsel is daarin gelegen, dat elk punt der bedoelde voorwerpen slechts een kleinen bundel lichtstralen in de donkere kamer kan zenden — lichtstralen, die elkander in de kleine opening kruisen, zoodat zij in de omgekeerde orde van hunne uitgangspunten op het scherm vallen. Is de opening zóó geplaatst, dat zij door de zon beschenen kan worden, zoo ontstaat er een klein beeld van de zon. Maakt men de opening te groot, dan mislukt de proef, dewijl in dat geval van elk punt der voorwerpen niet één, maar onderscheidene divergérende lichtbundels uitgaan, zoodat de hierdoor voortgebragte beelden elkander overal bedekken.

Plaatst men dan echter eene biconvexe lens in de opening, zoo komen de beelden weder te voorschijn, bijaldien de afstand van het scherm in overeenstemming is met den brandpunts-afstand der lens. In dezen vorm levert de camera obscura zeer duidelijke beelden, daar elk punt op het scherm alsdan door een grooter aantal lichtstralen ontstaat, dan eene kleine opening kan doorlaten.

Om scherpe en niet al te kleine beelden te verkrijgen, moet de lens goed geslepen en achromatisch zijn en een brandpunts-afstand hebben van 4 tot 8 Ned palm.

In fig. 1 is de toestel afgebeeld, zooals hij ingerigt wordt tot het vervaardigen van teekeningen. In het voorste gedeelte bevindt zich de lens m, en aan de achterzijde een naauwkeurig gepolijste spiegel, in hellenden stand geplaatst met een hoek van 45°. Hierboven is als wand van het kastje eene mat-geslepen glasplaat a b. Wanneer nu de lens zóó gerigt wordt dat de lichtstralen van een voorwerp d e haar bereiken, dan worden, zooals men gemakkelijk kan nagaan, die lichtstralen door de lens gebroken, door den spiegel teruggekaatst en zóó naar de matte glasplaat gezonden, zoodat het beeld zich hier vertoont.

Naar gelang het af te beelden voorwerp verder verwijderd is, moet men den koker met de lens dieper in den tweeden koker schuiven. Het scherm b c is van hout of bordpapier en dient, om de van ter zijde komende lichtstralen te weren.

Men kan nu het beeld op de plaat zelve of op een daarop gelegd doorschijnend stuk papier afteekenen.

In den vorm, die in fig. 2 is voorgesteld, dient de camera obscura niet zoozeer tot het maken van afbeeldingen als tot eene aangename uitspanning. In den muur van eene donkere kamer is eene opening aangebragt, waar de lichtstralen van buiten doorheen kunnen dringen.

Deze worden door een hellenden spiegel teruggekaatst, in eene buis door eene lens geworpen en naar een scherm gezonden, waar zich de voorwerpen, van welke de lichtstralen uitgaan, in hunne natuurlijke kleuren vertoonen, indien de lens achromatisch is. Doch daar men de lens niet tegelijker tijd behoorlijk stellen kan voor voorwerpen van verschillenden afstand, zoo ontwaart men deze niet alle met gelijke duidelijkheid. De voorwerpen, die zich buiten de kamer bewegen en onder het bereik der opening vallen, ziet men ook op het scherm in beweging, zoodat eene drukke straat een opmerkelijk schouwspel aanbiedt.

Tot het af beelden van landschappen, gebouwen enz. op grootere schaal dient eene draagbare camera obscura, die in fig. 3 is voorgesteld. Een toestel op 3 beweegbare stokken is gekroond met een hollen cylinder a, waarin zich het lichtbrekend

glas bevindt. Daaronder is eene tafel geplaatst om te teekenen, terwijl een ondoor- zigtig gordijn de lichtstralen afweert.

De lichtbrekende toestel (fig. 4) bestaat uit een 3-kantig prisma, welks voorste, bolgeslepen zijde naar het voorwerp gekeerd wordt, hetwelk men wil afteekenen.

In dit prisma zijn spiegel en lens vereenigd. Bij de voorste, gebogene oppervlakte worden de stralen gebroken; daarna vallen zij op den achtersten wand en worden hier volkomen teruggekaatst, zoodat zij op de tafel van den teekenaar vallen.

Sedert Daguerre op het gelukkig denkbeeld kwam, om het papier te vervangen door eene plaat, die gevoelig is voor het licht, is de belangrijkheid der camera obscura niet weinig toegenomen. Zij is thans het voornaamste werktuig van den photograaf en wordt in verschillende gedaante en grootte bij duizenden vervaardigd en afgeleverd (zie onder Photographie).

Ook de inrigting der bekende Tooverlantaren (zie onder dit woord) berust op het beginsel der camera obscura. Deze laatste verandert in eene camera clara, wanneer men de matgeslepen glasplaat (fig. 1) vervangt door eene tweede lens. Houdt men dan het oog op een bepaalden afstand boven die lens, dan ziet men het voorwerp beneden den spiegel.

< >