Broussonet (Pierre Marie Auguste), een beroemd Fransch natuuronderzoeker, geneesheer en schrijver, werd geboren te Montpellier den 28sten Februarij 1761. Hij studeerde te Parijs in de kruid- en dierkunde en paste op deze laatste het stelsel van Linnaeus toe in zijn “Ichtyologiae decas I (Londen 1782)”. Na een 3-jarig vertoef in Engeland, waar men hem tot lid van het Koninklijk Genootschap benoemde, begaf hij zich weder naar Parijs en werd er de medehelper van Daubenton aan het Collége de France en aan de Veeartsenij-school.
Na het uitgeven van eenige belangrijke verhandelingen, bijv. “Sur la respiration des poissons”, “Sur les dents” enz. werd hij opgenomen in de Koninklijke Academie. Hij was secretaris van het Landbouwgenootschap en bevorderde de belangen daarvan ongemeen door de uitgave van “Année rurale ou calendrier à l’usage des cultivateurs”, alsmede door zijne medewerking aan de “Feuille du cultivateur”. Door zijn toedoen werden de eerste merino-schapen en Angora-geiten uit den Levant naar Frankrijk overgebragt; voorts vertaalde hij werken van buitenlandsche schrijvers en schreef lofredenen op Turbot, Buffon enz.
De revolutie bragt hem op het gebied der staatkundige woelingen, waar hij niet te huis behoorde. Hij werd lid der Wetgevende Vergadering, en zou na den val der Girondijnen te Montpellier gevat worden, maar hij ontvlugtte naar Madrid. Vandaar verdreef hem de invloed der Koningsgezinden, en toen hij zich naar Indië wilde begeven, stuwde een storm hem naar Lissabon, waarna velerlei vervolgingen hem door Algarvië en Andalusië deden rondzwerven, totdat hjj als lijfarts van den gezant der Vereenigde Staten naar Marokko reisde. Nadat zijn naam op de lijst der uitgewekenen was doorgehaald, werd hij aangesteld tot Fransch consul te Mogador en vervolgens naar de Canarische eilanden gezonden. Van hier zou hij zich als Consul naar de Kaap de Goede Hoop begeven, toen hem het hoogleeraars-ambt in de kruidkunde te Montpellier werd opgedragen. In 1805 zag hij zich wederom benoemd tot lid van het Wetgevend Ligchaam. Een noodlottige val bragt zjjne geestvermogens in verwarring, en hij overleed kort daarna op den 27sten Julij 1807.