Wanneer in vroegeren tijd de matrozen aan boord der oorlogsschepen om eene of andere geringe overtreding voor den mast werden gestraft, gaf men hieraan den naam van britsen, dit geschiedde met een eind touw op last van den gezagvoerder. Bij zwaarder misdrijf werd er eerst een scheepsraad belegd, en indien bovengemelde straf dan werd toegepast, geschiedde zij met een dikker eind touw of dag en droeg den naam van laarzen — eene benaming, die ook nu nog in gebruik is.
De naam brits is waarschijnlijk afkomstig van het Engelsch breech (broek), zoodat britsen hetzelfde beteekent als “voor den broek geven”. Ook is brits thans nog de benaming van de slaap- en rustbanken in garnizoens-wachthuizen enz., zoodat het woord britsen ook wel ontleend kan zijn aan de plaats, waarop de delinquent werd vastgebonden, om zijne straf te ondergaan.