Brienne, een stadje in het Fransche departement Aube, bezat te voren eene Militaire school, waar Napoleon I zijne opleiding ontving, en is vooral beroemd geworden door het gevecht van 29 Januarij 1814 — het eerste dat de Geälliëerden op Franschen bodem tegen Napoleon leverden, en door den slag van 1 Februarij 1814.
Nadat op den eersten dag van laatstgenoemd jaar het leger der Verbondene Mogendheden, met eene getalsterkte van 70.000 man, die op den regtervleugel door Schwarzenberg en op den linker door Blücher werden aangevoerd, over de Rijn was getrokken, snelde Napoleon den 25sten Januarij naar zijne troepen, vereenigde de corpsen van Marmont, Victor en Ney (de reserve) bij Châlons en trok met 60.000 man over St. Dizier en Vassy naar Brienne, waar zich het hoofdkwartier van Blücher bevond. Aanvankelijk was het zijn voornemen, de vereeniging der twee vijandelijke corpsen te beletten, doch daar deze reeds volbragt was, wilde hij althans den regtervleugel van het centrum scheiden, beide afzonderlijk verslaan en daarna het corps van Schwarzenberg in den rug aantasten. Terwijl het corps van York bij Ligny en Bar le Duc reeds afgesneden was en van de Silézische armée, die zich in het onvruchtbare Aube-dal te sterk had verstrooid, slechts 25.000 man met de cavalerie van graaf Pahlen bij Lesmont lagen, stond van het hoofdleger het corps van Colloredo bij Bar-sur-Seine, dat van Giulay en van den Kroonprins van Würtemburg bij Bar-sur-Aube, en Wrede en Wittgenstein waren met het 5de en 6de corps op weg naar Joinville.
De Monarchen, die met de garde en de reserve-cavalerie het hoofdleger volgden, bevonden zich in het hoofdkwartier van Schwarzenberg te Chaumont. Bij de nadering van Napoleon trok Blücher de Silézische armée bijeen, deed Brienne bezetten door een Russisch corps en dekte met de ruiterij van Pahlen den terugtogt van het corps van Sacken van Lesmont naar Brienne. Laatstgenoemde ruiterij werd den 29sten Januarij des namiddags door twee corpsen Fransche kurassiers onder Grouchy aangegrepen, maar zij hield moedig stand, totdat de infanterie van Sacken door Brienne getrokken en achter de stad als tweede linie in kolonnes opgesteld was, werwaarts Pahlen zich alstoen desgelijks begaf. Blücher had zijne cavalerie op den regtervleugel van het corps van Sacken geplaatst, toen Ney zich met het corps van Victor vereenigde en twee afdeelingen uitzond, om Brienne aan te tasten. De Franschen telden 27.000, de Geälliëerden 40.000 man.
Toen Blücher opmerkte, dat de vijand, in plaats van den linkervleugel te dekken, achter den regtervleugel was opgesteld, deed hij zijne ruiterij, bij het invallen der duisternis, om dien linkervleugel trekken en bragt hem aan het wijken, waarmeê hij den strijd voor dien dag als geëindigd beschouwde. Doch Chateau, chef van den generalen staf van Victor, deed des avonds te 8 ure plotselijk een aanval op het slot, waar Blücher zich bevond, zoodat hij met Gneisenau ter nauwernood aan de gevangenschap ontsnapte. Daarna drong Chateau in de stad en noodzaakte generaal Sacken, om zich met eene afdeeling van zijn corps door den vijand heen te slaan. In het brandende Brienne ontstond
een hevig gevecht, en de Franschen werden weder uit de stad geworpen. Daar zij echter in het bezit waren van het slot en vanhier met een aanval dreigden, trok Blücher om middernacht naar Bar sur Aube, en Napoleon, wiens oude garde zich onder Mortier bij Troyes bevond, vestigde zijn hoofdkwartier in Brienne, terwijl hij het centrum van zijn leger bjj la Rothière, den linkervleugel bij Chaumenil en den regter bij Dienville plaatste.
Blücher trad inmiddels in overleg met Schwarzenberg, en er werd besloten, om een beslissenden slag te wagen. Het 3de en 4de armee-corps — van den Kroonprins van Würtemburg en van Giulay — werden onder de bevelen van Blücher gesteld: het eerste vormde den regtervleugel bij Eclance, het tweede den linker bij Trannes, terwijl het corps van Schwarzenberg gedeeltelijk tot ondersteuning van den aanval op Brienne, gedeeltelijk tot dekking van den regtervleugel moest dienen. Wrede had last om naar Vassy te trekken, maar toen hij bemerkte, dat het corps van Marmont naar Brienne was opgerukt, veranderde hij, naar eigen ingeving, dat plan, en zijne tijdige komst op het tooneel van den strijd droeg niet weinig bij tot den gewenschten uitslag. Tot aan den 1sten Februarij, toen Giulay en de Kroonprins van Wiirtemberg de aangewezen stellingen hadden ingenomen, vermeed Blücher het gevecht, maar toen op den middag van dien dag de Keizer van Rusland, de Koning van Pruissen en de veldmaarschalk Schwarzenberg zich op de hoogte van Trannes vertoonden, deed hij zijne troepen in 4 kolonnes voorwaarts rukken. Nabij den regtervleugel, in het bosch van Eclance, had zich daags te voren Fransch voetvolk genesteld. Het werd door eene brigade van het Wiirtembergsche corps daaruit verdreven en trok terug van de heuvels van la Giberie. Schoon de Würtembergers wegens de slechte wegen den steun der artillerie misten, veroverden zij na een hardnekkig gevecht die heuvels en het dorp. Bij voortduring was er voor dezen vleugel het brandpunt van het gevecht, totdat generaal Barclay des avonds te 5 ure eene afdeeling grenadiers, en twee afdeelingen kurassiers derwaarts zond, en ook het corps van Wrede ter hulp snelde.
De overige kolonne waren spoedig voorwaarts gerukt. Op den linkervleugel had het corps van Giulay bij Unionville de brug over de Aabe stormenderhand genomen en rukte langs de beide oevers naar Dienville. Het bragt er den vijand aan het wijken, en de goed verdedigde stad, het steunpunt van den regtervleugel der Franschen, werd met zwaar geschut gebombardeerd. De brigade Grimmer, die het verband dier kolonne met het hoofdleger onderhouden moest, bestormde des avonds te 7 uur met een Russisch corps het brandende dorp la Rothière. Het centrum was in 2 kolonnes onder graaf Lieven en vorst Sjerbetow in de rigting van den heirweg voortgerukt, gevolgd door de infanterie van Olsoeflew en van de ruiterij van Sacken, terwijl eene afdeeling Pruissische cavalerie en kozakken het verband onderhielden met het Würtembergsche corps. Deze kolonnes, die wegens den kleiweg slechts de helft der 120 stukken geschut konden medekrijgen, stieten bij la Rothière op den vijand. Te 3 ure was de slag in vollen gang.
Hoewel de weeke grond alle vlugge bewegingen van cavalerie en artillerie verhinderde, bleef de Kroonprins van Würtemburg stand houden in la Giberie, terwijl in la Rothière de strijd nog onbeslist was. Eindelijk snelden de Russen met geslotene kolonnes naar la Rothière, hetwelk door de divisie Duhesme verdedigd werd, en rukte onder bloedige verliezen voorwaarts. Ook de Kroonprins ontving hulp van 3 divisiën uit de reserve, terwijl de ruiterij van generaal Wassiltsjikow tusschen la Rothière en Petit Mesnil de Fransche divisiën Colbert, Guyot en Piré aantastte en tot aan Brienne la Ville terugwierp. Omstreeks dien tjjd — te 5 ure — bereikte ook Wrede met zijn corps Chaumenil, zoodat Wassiltsjikow verder trekken en Petit Mesnil bestormen kon. Wrede deed nu Chaumenil en Morvilliers aantasten; eerstgenoemde werd spoedig genomen en het bezit gehandhaafd tegen de aanvallen van Napoleon met zijne garde.
Toen deze een geweldig kanonvuur tegen die plaats opende, deed Wrede een stouten uitval met zijne ruiters, zoodat de vijand in verwarring de vlugt nam en Napoleon zelf bijna gevangen genomen was. 'Na het verlies van Chaumenil zag Marmont zich genoodzaakt, om Morvilliers te ontruimen en eene door een bosch gedekte positie voor Brienne in te nemen. Maar ook hier werd hjj verdreven door de Oostenrijksche en Beijersche troepen, die zich meester maakten van 23 kanonnen en 1000 gevangenen. Vruchteloos had Napoleon zelf zich aan het hoofd gesteld der garde, om la Rothière te heroveren. Blücher deed door krachtige toespraak de zijnen stand houden. Beide veldheeren zagen hun leven bedreigd: onder Napoleon werd een paard doodgeschoten, en een ordonnans sneuvelde aan de zijde van Blücher. Giulay bestormde voorts Dienville, de Franschen trokken door Brienne over de brug bjj Lesmont naar Troyes terug, en Wrede deed nog eene vergeefsche poging, om hun den terugtogt af te snijden.
Volgens de opgaven van Duitsche zijde hadden 60000 Franschen en 86000 Verbondenen, en volgens die van Fransche zijde 36000 Franschen en 123000 Verbondenen aan den slag deelgenomen. Volgens deze had Napoleon een verlies van 4000 dooden en gewonden, 1000 gevangenen en 64 stukken, hetwelk volgens de verzekering der Geallieerden 5000 dooden en gewonden, 9000 gevan genen en ruim 70 kanonnen beliep. Het aantal dooden en gewonden aan de zijde der Verbondene Mogendheden schijnt nog ruim zoo groot te zijn geweest. Deze slag, ook die van la Bothière genaamd, kostte aan Napoleon het geloof aan de onoverwinnelijkheid van het Fransche leger op zijnen vaderlandschen bodem.