Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Breedte.

betekenis & definitie

Men heeft.

Aardrijkskundige breedte, dienende om met de lengte (zie onder dit woord) de ligging eener plaats op de oppervlakte der aarde te bepalen. Een cirkel, door de polen der aarde gaande, snijdt loodregt den evenaar, en het 4de gedeelte van dien cirkel, tusschen evenaar en noordpool of evenaar en zuidpool gelegen, telt 90 graden.

Legt men zulk een cirkel te­vens door eene plaats op de aarde, dan is de afstand van deze plaats tot aan den evenaar, in graden, minuten, seconden enz. van den boog, die haar met den evenaar verbindt, ge­rekend, de breedte van zoodanige plaats. Zij kan zuider- of noorder-breedte (Z.B. of N.B.) zijn, naar gelang de plaats op het zuidelijk of op het noordelijk halfrond gelegen is. Natuurlijk is zij nooit grooter dan 90 graden. Deze laatste worden door °, de minuten door ' en de seconden door" aangeduid. Amsterdam bijvoorbeeld ligt op 52° 22' 30" N. B.

Meetkundige breedte. Deze vindt men bij meetkundige vlakken en ligchamen. Terwijl een punt geene afmetingen heeft, bezit de lijn er slechts ééne namelijk lengte, het vlak twee, namelijk lengte en breedte, en het ligchaam drie, namelijk lengte, breedte en hoogte.

Sterrekundige breedte. Deze dient, om met de sterrekundige lengte (zie onder dit woord) de plaats van een hemelligchaam te bepalen. Cirkels, door de polen der ecliptica (zonsweg) gaande en dus deze loodregt snijdende, noemt men breedtecirkels. Zulk een cirkel legt men door een hemelligchaam, waarvan men den stand wenscht vast te stellen, en aan den boog van dien cirkel, begrepen tusschen dat hemelligchaam en de ecliptica, geeft men den naam van sterrekundige breedte.

De grootte van dien boog wordt in graden enz. vermeld. De sterrekundige breedte kan noordelijk of zuidelijk wezen naar gelang het hemelligchaam digter bij de noord- of bij de zuidpool der ecliptica gelegen is. De sterren, die zich in de ecliptica bevinden, hebben geene breedte. Hiertoe behoort de zon. Met betrekking tot de planeten onderscheidt men heliocentrische en geocentrische breedte, namelijk die, welke uit het middelpunt der zon, en die, welke uit het middelpunt der aarde wordt waarge­nomen. Plaatsbepaling van een hemelligchaam door middel van lengte en breedte is thans weinig in gebruik; men bedient zich daartoe gewoonlijk van regte klimming en afwijking (rectascensie en declinatie).

Men vindt ook nog gewag gemaakt van breedte-parallelen. Deze zijn cirkels, gelegen in vlakken, welke evenwijdig zijn aan het vlak der ecliptica, zoodat zij door sterren loopen, die gelijke breedte hebben.